ECLI:NL:RBDHA:2025:229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
23/977 en 23/7158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor kunststof kozijnen en afwijzing legalisatie aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2025, worden de beroepen van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor het vervangen van haar kozijnen en de afwijzing van haar aanvraag tot legalisatie van de vervangen kozijnen beoordeeld. Eiseres had een vergunning aangevraagd voor het vervangen van haar kozijnen met een verdiept profiel, maar had eerder zonder vergunning kunststof kozijnen met een plat profiel laten plaatsen. De rechtbank oordeelt dat de vergunning terecht is verleend, omdat de aanvraag was aangepast aan de eisen van de Welstandsnota. Eiseres had haar aanvraag gewijzigd, maar de rechtbank stelt vast dat verweerder op de aanvraag zoals deze was ingediend moest beslissen. De rechtbank wijst erop dat de welstandscommissie negatief advies heeft gegeven over de feitelijke situatie en dat de aanvraag voor legalisatie van de vervangen kozijnen niet voldeed aan de redelijke eisen van welstand. Eiseres deed ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder niet verplicht was om de directe omgeving in de beoordeling te betrekken. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de vergunning in stand blijft en de afwijzing van de nieuwe aanvraag terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/977 en 23/7158
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2025 in de zaken tussen
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: S.V. Benjamin).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de aan haar verleende omgevingsvergunning voor het vervangen van haar kozijnen en de afwijzing van haar aanvraag tot legalisatie van de door haar vervangen kozijnen.

23./ 977

1.1.
Verweerder heeft eiseres bij besluit van 9 september 2022 (primair besluit I) een vergunning verleend voor het vervangen van haar kozijnen in kunststof met een verdiept profiel. Met het besluit van 21 december 2022 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.

23./ 7158

1.2.
Met het besluit van 31 mei 2023 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning tot legalisatie van de door haar vervangen kozijnen geweigerd. Met het besluit van 11 september 2023 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
In beide beroepen
1.3.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 december 2024 samen op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de dochter en [naam] , de schoonzoon van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de verleende vergunning (23/977) en de afwijzing van de gevraagde vergunning (23/7158) aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraagonherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.1.
De aanvragen om een omgevingsvergunning zijn ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

23./ 977 (vergunning 9 september 2022)

4. Bestreden besluit I is als volgt tot stand gekomen.
4.1.
Eiseres, bewoonster en eigenares van de woning op het adres [adres] te [plaatsnaam] , heeft in het begin van 2022 haar kozijnen laten vervangen. Zij heeft witte pvc kozijnen met een plat profiel laten plaatsen. Ter zitting heeft de schoonzoon van eiseres toegelicht dat hij destijds contact heeft gehad met een medewerker van de gemeente Den Haag, waarna hij en eiseres in de veronderstelling verkeerden dat zij voor het vervangen van pvc kozijnen in dezelfde kleur, namelijk wit, geen vergunning nodig had.
4.2.
Naar aanleiding van een bezoek van een inspecteur, die eiseres heeft verteld dat ze voor de kozijnen wel een vergunning nodig had, heeft eiseres op 8 april 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het legaliseren van de vervangen kozijnen. Bij deze aanvraag heeft eiseres een bouwplan en bouwtekeningen van 4 april 2022 ingediend.
4.3.
Bij brief van 30 mei 2022 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld haar aanvraag aan te passen, omdat het bouwplan niet in overeenstemming is bevonden met de Welstandsnota 2017 van de gemeente Den Haag (hierna: Welstandsnota). De welstandscommissie had het volgende advies afgegeven:
“We kunnen ons het vervangen van de kozijnen voorstellen. Gezien de architectuur van dit blok is het noodzakelijk kunststofkozijnen toe te passen met een verdiept profiel. In kunststof kozijnen is het mogelijk een draaikiepraam te maken met een schuifraamaanzicht. Ook dient de indeling van de kozijnen van de erker na analogie van de andere erker te worden gemaakt. De gevels verdragen hier geen zichtbare ventilatieroosters. Er is onduidelijkheid in de tekst op de tekeningen wat de oude toestand is en wat de nieuwe.”.
4.4.
Eiseres heeft haar aanvraag daarop aangepast met nieuwe bouwtekeningen van
25 augustus 2022.
4.5.
Het nieuwe bouwplan is in overeenstemming bevonden met de Welstandsnota. In het advies van de welstandscommissie staat: “Na aanpassing zien we dat de kozijnen in kunststof met verdiept profiel en schuifraamaanzicht zijn uitgevoerd. Daarnaast zien we dat de zichtbare ventilatieroosters zijn verdwenen.”. Verweerder heeft eiseres de gevraagde vergunning verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wabo. Na heroverweging in bezwaar heeft verweerder de verleende vergunning in stand gelaten bij bestreden besluit I.
5. De kern van het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I is, zoals ter zitting toegelicht, dat het verweerder bij de beoordeling van de aanvraag duidelijk moest zijn dat eiseres beoogde de feitelijke situatie te legaliseren en niet een aanvraag deed voor een nieuwe situatie. Verweerder had de aanvraag dan ook moeten opvatten als een aanvraag voor de feitelijke situatie en niet voor een nieuwe situatie.
5.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er is beslist op de aanvraag zoals die is ingediend en is aangepast op 22 augustus 2022 en dat het voor rekening van eiseres komt dat de vergunde situatie niet overeenkomt met de feitelijke situatie. Als zij de feitelijke situatie wilde legaliseren, had zij moeten volharden in haar aanvraag voor de feitelijke situatie, in plaats van haar bouwplan te wijzigen.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder in beginsel dient te beslissen op (grondslag van) een aanvraag zoals die is ingediend. [1] Eiseres heeft haar aanvraag met de bouwtekeningen van 25 augustus 2022 aangepast naar een aanvraag voor kozijnen met een verdiept profiel zonder ventilatieroosters, zodat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag terecht van die wijziging is uitgegaan. Verweerder heeft terecht op de grondslag van de aanvraag beslist. Het standpunt van eiseres, dat het verweerder duidelijk moest zijn dat zij beoogde de eenmaal vervangen kozijnen te legaliseren, gaat daarom niet op.
5.3.
Ter zitting is nog namens eiseres gesteld dat zij de aanvraag te goeder trouw heeft gewijzigd omdat een medewerker van de gemeente haar telefonisch heeft toegezegd, dat haar aanvraag dan goedgekeurd zou worden. Het frustreert eiseres dat zij juist heeft geprobeerd alles volgens het boekje te doen en zij vindt dat verweerder de telefoongesprekken met de gemeente bij de besluitvorming had moeten betrekken. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de inspanning van eiseres en haar schoonzoon om goed geïnformeerd te raken over de vraag of een vergunning nodig was, overweegt de rechtbank dat de gestelde toezegging niet door eiseres aannemelijk is gemaakt door middel van controleerbare gegevens. Namens verweerder is toegelicht dat er geen documentatie is van de gestelde telefoongesprekken. Deze stelling van eiseres kan dan ook niet leiden tot vernietiging van bestreden besluit I.
5.4.
Het voorgaande betekent dat het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I niet slaagt. Bovendien overweegt de rechtbank dat vernietiging van bestreden besluit I niet tot een vergunning voor de feitelijke situatie zou hebben geleid. Gelet op het eerder genoemde negatieve advies van de welstandscommissie ten aanzien van de feitelijke situatie, zou opnieuw afwijzend worden beslist op de aanvraag. De rechtbank wijst op de hierna volgende overwegingen ten aanzien van het beroep tegen bestreden besluit II.
23 / 7158 (afwijzing aanvraag omgevingsvergunning)
6. Op 7 april 2023 heeft eiseres een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd. Deze aanvraag ziet wel op legalisatie van de feitelijk vervangen kozijnen met plat profiel. Verweerder heeft de gevraagde vergunning geweigerd. De welstandscommissie heeft een negatief advies gegeven, waarin staat: “Het vervangen van de kozijnen door kunststofkozijnen is mogelijk en al eerder gerealiseerd in de omgeving. Echter dient er een verdiept profiel te worden toegepast zoals bij eerder vergunde initiatieven.”. In bestreden besluit II heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd op de grond dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
7. Tussen partijen bestaat discussie over het welstandsadvies. Met betrekking tot welstandsadviezen geldt volgens vaste jurisprudentie dat verweerder daaraan in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting, tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. [2]
8. Volgens eiseres is in het welstandsadvies ten onrechte geen rekening gehouden met de kozijnen in de directe omgeving van haar woning die blijkens door haar ingestuurde foto’s ook met een plat profiel zijn gerealiseerd. Daarmee doet zij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Gelet op de toelichting ter zitting van eiseres, begrijpt de rechtbank deze grond zo, dat verweerder op grond van de Welstandsnota had moeten beoordelen of de door eiseres geplaatste kozijnen samenhang vertonen met de directe omgeving van de [adres] , waar ook kozijnen zijn gerealiseerd met een plat profiel. Verweerder dient daarbij naar de feitelijke situatie te kijken, ook kozijnen die niet vergund zijn moeten daarbij worden betrokken. Uit een dergelijke beoordeling volgt, zo stelt eiseres, juist dat haar kozijnen wel aansluiten bij de omgeving. Verweerder is daar ten onrechte aan voorbij gegaan. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres reeds bij haar aanvraag foto’s ingediend van vergelijkbare kozijnen uit de directe omgeving van haar woning.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij bij de welstandsbeoordeling niet hoeft te kijken naar de directe omgeving, maar alleen naar het pand zelf. Dat volgt uit artikel 2.1 van de Welstandsnota. Wanneer een bouwwerk bijvoorbeeld een nieuw kozijn betreft, kan op grond van de Welstandsnota de relevante omgeving beperkt blijven tot het pand, in het bijzonder de desbetreffende gevel. Het nieuwe kozijn dient dan aan te sluiten bij de kenmerken en de architectuurstijl van het pand. Verweerder stelt dat daarom geen betekenis toekomt aan de foto’s en aangehaalde adressen in de buurt van de woning.
10. De rechtbank deelt dit standpunt van verweerder. Ook uit de objectspecifieke criteria onder artikel 2.2 van de Welstandsnota, die ook gelden voor het vervangen en aanpassen van kozijnen in een bestaand gebouw, volgt dat een kozijn samenhang dient te vertonen met de architectuur van de gevel. Als kozijnen worden vervangen, wordt in het kader van de welstandsbeoordeling gekeken of deze passen in de architectuur en de architectuurstijl van het bestaande gebouw waarvan de kozijnen onderdeel worden. Dat betekent dat de welstandsbeoordeling in dit geval beperkt kan blijven tot de gevel.
10.1.
Dat in het welstandadvies wel een vergelijking is gemaakt met eerder vergunde initiatieven tot vervanging door kunstofkozijnen in de omgeving is, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, gedaan als reactie op het door eiseres reeds in bezwaar gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel. Verweerder wil daarmee aantonen dat de welstandbeoordeling in dit geval consistent is ten opzichte van andere vergunde initiatieven in de omgeving, waar ook een verdiept profiel is toegepast en vergund. Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat voor de vervanging van de kozijnen van een woning aan de Lijsterbesstraat 22 en een woning aan de Azaleastraat, vergunningen zijn verleend voor een verdiept profiel op basis van positieve welstandsadviezen
.Daarnaast heeft verweerder gesteld dat er onder de huidige Welstandsnota in de directe omgeving geen vergunningen zijn verleend voor kozijnen met een plat profiel.
10.2.
Verweerder heeft hiermee voldoende aangetoond dat de welstandsbeoordeling in dit geval consistent is ten opzichte van andere vergunde initiatieven in de omgeving, waar ook een verdiept profiel is toegepast en vergund. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat in andere gevallen in de directe omgeving wel met positief welstandsadvies en omgevingsvergunning is verleend voor kozijnen met een plat profiel. Bij de ingestuurde foto’s worden door eiseres geen specifieke adressen genoemd, waardoor verweerder van de kozijnen op de overige foto’s niet heeft kunnen achterhalen of daarvoor vergunningen zijn verleend. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Verweerder heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat bij de vergelijking alleen gekeken hoeft te worden naar vergunde situaties en niet naar situaties waar zonder omgevingsvergunning kozijnen met een plat profiel zijn gerealiseerd. In laatstbedoelde situaties is immers, anders dan in het geval van eiseres, geen omgevingsvergunning aangevraagd en heeft geen welstandsbeoordeling plaatsgevonden, zodat dit geen rechtens relevante gelijke gevallen zijn. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 10 is overwogen hoefde verweerder die andere niet vergunde situaties ook niet in de welstandbeoordeling te betrekken, nu de welstandsbeoordeling in dit geval beperkt kan blijven tot de gevel.
10.3.
De rechtbank oordeelt op basis van de voorgaande overwegingen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
10.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres nog gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar zonder daarbij een vindplaats te noemen. De relevantie daarvan voor deze zaak is de rechtbank niet duidelijk geworden en bovendien heeft verweerder er niet op kunnen reageren, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om anders te oordelen.
11. Verder heeft eiseres aangevoerd dat verweerder op grond van de excessenregeling van de Welstandsnota had moeten beoordelen of de door eiseres geplaatste kozijnen een exces is. Dat is volgens eiseres niet zo, er is geen sprake van een ernstige aantasting van de architectonische karakteristieken van de omgeving.
11.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt over de excessenregeling. De excessenregeling is opgenomen onder artikel 4 van de Welstandsnota. Daarin is bepaald dat wanneer geconstateerd wordt dat een bestaand bouwwerk of ingreep daaraan – vergund of vergunningsvrij gerealiseerd – in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, d.w.z. een ernstige aantasting van de ruimtelijke en architectonische kwaliteit van de stad is, het college repressief kan optreden. De eigenaar zal dan worden aangeschreven om de ernstige aantasting ongedaan te maken. Naar het oordeel van de rechtbank ziet deze regeling uitsluitend op reeds vergunde of vergunningsvrije (ingrepen aan) bestaande bouwwerken, waartegen handhavend kan worden opgetreden indien die in ernstige mate in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Indien sprake is van een vergunningplichtige aanpassing van een bouwwerk, zoals onderhavige vervanging van de kozijnen, dient verweerder de aanvraag om een omgevingsvergunning te toetsen aan de criteria van artikel 2 van de Welstandsnota 2017, zoals verweerder terecht heeft gedaan.
11.2.
Tegenover het welstandsadvies heeft eiseres enkel eigen opvattingen geplaatst. Zij heeft geen contra-expertise overgelegd. De enkele stelling dat volgens haar geen sprake is van een ernstige aantasting van de architectonische karakteristieken van de omgeving, maakt niet dat verweerder het welstandsadvies niet aan de afwijzing ten grondslag kon leggen. Dat betekent dat verweerder terecht op basis van het welstandsadvies heeft geconcludeerd dat de aanvraag niet voldoet aan artikel 2.10, eerste lid onder d van de Wabo, zodat de aanvraag terecht is afgewezen.
11.3.
Het beroep van eiseres tegen bestreden besluit II is ongegrond.
Conclusie en gevolgen
12. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de vergunning van 9 september 2022 in stand blijft en dat verweerder de nieuwe aanvraag terecht heeft afgewezen. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug en zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1081.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4830.