ECLI:NL:RBDHA:2025:22423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
C/09/25/348 F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen faillissementsverklaring van een besloten vennootschap

Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van [bedrijf 1] B.V. tegen een eerder vonnis van 21 oktober 2025, waarbij [bedrijf 1] in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat het faillissement in stand blijft. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de aanvraagsters van het faillissement, [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V., bestaan en opeisbaar zijn. Er is geen bewijs geleverd voor verwevenheid of vereenzelviging van de vorderingen van de aanvraagsters, die als afzonderlijke entiteiten worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf 1] in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen, en dat er geen vertrouwen is dat de vorderingen zullen worden voldaan. De uitspraak is gedaan door mr. R. Cats, in samenwerking met griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: C/09/25/348 F
vonnis in verzet van 27 november 2025
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1] B.V.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer] ,
statutair gevestigd te [plaats] ,
vestigingsadres: [postcode] [vestigingsplaats] , [adres] , (hierna [bedrijf 1] ),
opposant,
advocaat: mr. L.P.J. Krijgsman.
Waar deze zaak over gaat
[bedrijf 1] heeft verzet ingesteld tegen het vonnis waarin zij failliet is verklaard. Dit verzet wordt door de rechtbank ongegrond verklaard. Het faillissement blijft daarom in stand. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
Op 4 november 2025 heeft [bedrijf 1] verzet ingesteld tegen het vonnis van 21 oktober 2025, waarbij zij in staat van faillissement werd verklaard, met benoeming van mr. N.E.M. de Coninck tot rechter-commissaris en van mr. C.A. de Weerdt tot curator.
1.2.
Het verzet is op de zitting van 27 november 2025 behandeld. Op die zitting verschenen:
- mr. Krijgsman , namens [bedrijf 1] , vergezeld door een kantoorgenote;
- [naam 1] , namens de aanvraagsters van het faillissement ( [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V.), vergezeld door een collega;
- [naam 2] namens de curator, vergezeld door een kantoorgenote en twee stagiaires.
1.3.
De rechtbank heeft in verband met de behandeling van het verzet de volgende stukken ontvangen:
- het advies van 25 november 2025 van de curator, met bijlagen;
- de e-mail van 26 november 2025 van [naam 1] , met bijlagen.
1.4.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
[bedrijf 1] heeft aan het verzet ten grondslag gelegd dat niet wordt betwist dat de
aanvraagsters van het faillissement een vordering op [bedrijf 1] hebben. Wel wordt de omvang van de vorderingen betwist. Zo zou de vordering van circa 1,4 miljoen euro van [bedrijf 2] B.V. 200.000 euro lager dienen te zijn. Ook wordt de pluraliteit betwist, omdat de vorderingen van de aanvraagsters van het faillissement dusdanig met elkaar verweven zijn dat geen sprake is van twee losstaande vorderingen. Tot slot heeft [bedrijf 1] naar voren gebracht binnen zeer afzienbare tijd in staat te zijn de vorderingen van de aanvraagsters van het faillissement te voldoen en de kosten van de curator te zullen voldoen.
2.2.
De aanvraagsters van het faillissement hebben aangevoerd dat het bestaan van hun vorderingen niet wordt betwist en dat zij twee aparte entiteiten zijn met ieder een afzonderlijk vorderingsrecht. Door [bedrijf 1] wordt al maanden voorgehouden dat betaling van de vorderingen aanstonds is terwijl daadwerkelijke betaling telkens uitblijft. Zij hebben er geen vertrouwen in dat hun vorderingen zullen worden voldaan.
2.3.
De curator heeft niet positief geadviseerd op het ingestelde verzet en heeft verklaard er niet gerust op te zijn dat de betalingen – in elk geval vóór de zitting van 27 november 2025 om 11:00 uur – zullen plaatsvinden.
2.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzet is tijdig ingesteld.
3.2.
De rechtbank moet voorts beoordelen of op dit moment – het moment van beoordeling van het verzet – summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvraagsters van het faillissement én of [bedrijf 1] verkeert in de toestand van hebben opgehouden te betalen (HR 5 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1473).
3.3.
Vaststaat dat de vorderingen van de aanvraagsters van het faillissement bestaan en opeisbaar zijn. Van verwevenheid of vereenzelviging van (de vorderingen van) de aanvraagsters van het faillissement is niet gebleken. De aanvraagsters zijn afzonderlijke vennootschappen met ieder een eigen en van elkaar te onderscheiden vorderingsrecht. Waar de beweerdelijke verwevenheid uit zou bestaan, is niet toegelicht. De omstandigheid dat beide vennootschappen dezelfde bestuurder hebben, is niet voldoende om de aanvraagsters te vereenzelvigen.
3.4.
Tijdens de zitting heeft mr. Krijgsman verklaard dat de heer [naam 3] , bestuurder van [bedrijf 1] , vanuit het buitenland (Zwitserland en Duitsland) druk doende is betaling van de vorderingen van de aanvraagsters te bewerkstelligen. Los van de vraag of deze gelden niet reeds tot de boedel van [bedrijf 1] behoren, is deze toezegging geenszins met stukken onderbouwd. De rechtbank kan er niet van uitgaan dat [bedrijf 1] de vorderingen van de aanvraagsters kan voldoen of derden daartoe bereid heeft gevonden. Daarmee staat vast dat [bedrijf 1] in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen.
3.5.
Op grond van de bovenstaande overwegingen zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.