ECLI:NL:RBDHA:2025:21251
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige en mvv-vereiste
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025, wordt het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige beoordeeld. Eiser had op 21 januari 2025 een aanvraag ingediend, maar deze werd op 6 maart 2025 afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat hij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister handhaafde zijn besluit op 13 augustus 2025.
De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. In de beoordeling van de zaak wordt gekeken of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 1 november 2024, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen werd afgewezen. Eiser heeft in zijn beroepschrift van 5 september 2025 zijn bezwaren tegen deze eerdere uitspraak toegelicht, maar de rechtbank concludeert dat zijn gronden overeenkomen met die in eerdere procedures. Daarom blijft de rechtbank bij haar eerdere oordeel en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak houdt in dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak, indien hij het daar niet mee eens is.