Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Syrische nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 18 september 2024. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan worden overgedragen aan Kroatië, omdat hij vreest voor een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Hij heeft gesteld dat de Kroatische autoriteiten niet voldoen aan internationale verplichtingen en dat hij risico loopt op detentie en slechte opvangomstandigheden.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht naar Kroatië in zijn geval onrechtmatig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië nog steeds van toepassing is. Eiser heeft geen objectieve informatie overgelegd die zijn standpunt ondersteunt. De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.