Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2025 in de zaak tussen
[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Ook het betoog van verzoeker dat hij op grond van de Hongaarse taalversie van het Uitvoeringsbesluit onder de derdelanders valt die verplicht tijdelijke bescherming moeten krijgen, faalt. Uit de vertaling van de Hongaarse taalversie van artikel 2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit volgt dat “onderdanen van derde landen die geen Oekraïners zijn en die kunnen aantonen dat zij vóór 24 februari 2022 legaal in Oekraïne verbleven op basis van een geldige verblijfsvergunning” tijdelijke bescherming moeten krijgen. In die taalversie vereist het tweede lid dus inderdaad niet dat het gaat om een
permanenteverblijfsvergunning. In de andere taalversies, zoals Nederlands, Engels, Duits en Frans staat dat echter wel en ook het Hof van Justitie is hiervan uitgegaan in het arrest van 19 december 2024. Dat in één taalversie een woord ontbreekt is onvoldoende om hier anders over te oordelen. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter daarbij nog op dat de wenselijkheid om ook bepaalde groepen derdelanders verplicht tijdelijke bescherming te geven, staat verwoord in preambule 12 bij het Uitvoeringsbesluit. Ook in de Hongaarse taalversie wordt in die preambule verwezen naar derdelanders die een permanente verblijfsvergunning hadden in Oekraïne. Dit duidt er te meer op dat dát de strekking is van het Uitvoeringsbesluit.