ECLI:NL:RBDHA:2025:19136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van moeder en zoon op basis van kennelijke ongegrondheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is de opvolgende asielaanvraag van een moeder en de eerste asielaanvraag van haar minderjarige zoon afgewezen. De eisers, van Guinese nationaliteit, hebben op 7 mei 2021 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, na eerdere afwijzingen van hun aanvragen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 25 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de geloofwaardigheid van de asielmotieven op juiste wijze heeft beoordeeld en dat er geen nieuwe relevante elementen zijn aangevoerd die de afwijzing zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Guinee te vrezen hebben voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J. Biswane, griffier, en is op 30 september 2025 openbaar gemaakt.