ECLI:NL:RBDHA:2025:18984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.26873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag tot verblijf van een Afghaanse vrouw en haar kinderen bij haar echtgenoot in Nederland, met betrekking tot polygamie en individuele beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres, een Afghaanse vrouw, om met haar kinderen in Nederland te verblijven bij haar echtgenoot, behandeld. Eiseres woont momenteel in Afghanistan en heeft een aanvraag ingediend om naar Nederland te komen, maar deze is afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. De reden voor de afwijzing is dat de echtgenoot van eiseres al eerder met een andere vrouw en kinderen naar Nederland is geëvacueerd, wat zou leiden tot een polygame situatie. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiseres en haar kinderen en dat er een hoorzitting had moeten plaatsvinden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de minister, waarbij zij de minister opdraagt om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen. Tevens moet de minister het griffierecht en proceskosten vergoeden aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26873

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer 1] ,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1] ,
V-nummer: [v-nummer 2]
[kind 2] ,
V-nummer: [v-nummer 3]
[kind 3] ,
V-nummer: [v-nummer 4]
[kind 4] ,
V-nummer: [v-nummer 5]
[kind 5] ,
V-nummer: [v-nummer 6]
(gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. D.A.H. van den Tillaar).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Eiseres woont met haar kinderen in Afghanistan. Ze heeft een aanvraag ingediend om met hen te verblijven in Nederland bij haar echtgenoot. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen. De echtgenoot is al eerder met een andere vrouw en kinderen naar Nederland geëvacueerd. Door de komst van eiseres zou een polygame situatie ontstaan.
1.1.
Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder bij de afwijzing onvoldoende rekening heeft gehouden met de aangevoerde omstandigheden. Daarnaast had verweerder eiseres of referent moeten horen in deze zaak. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor verblijf bij haar echtgenoot [referent] (referent). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 9 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben referent, de gemachtigde van eiseres, M. Heidari als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
3. Eiseres is geboren op [datum] 1994 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Eiseres heeft in het kader van nareis een aanvraag ingediend om te verblijven bij referent. Zij zijn gehuwd en hebben samen vijf kinderen. Allen hebben de Afghaanse nationaliteit.
3.1.
Referent is in Afghanistan met twee vrouwen gehuwd, waaronder eiseres. Na de overname van de macht door de Taliban in 2021 is referent naar Nederland geëvacueerd omdat hij als bouwkundig ingenieur voor de Nederlandse overheid had gewerkt. Hij mocht bij de evacuatie één vrouw met kinderen meenemen. Eiseres is daarom met haar kinderen achtergebleven in Afghanistan. Referent is op 12 augustus 2022 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en heeft op 2 november 2022 een aanvraag ingediend namens eiseres en de kinderen.
Besluit van verweerder
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres en haar kinderen in het kader van nareis beoordeeld omdat de aanvraag is ingediend binnen drie maanden na de dag waarop aan referent een verblijfsvergunning was verleend. De identiteit van eiseres en haar kinderen is aannemelijk gemaakt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de familierechtelijke relatie tussen referent en eiseres en haar kinderen vooralsnog niet aannemelijk is gemaakt, maar dat wel het voordeel van de twijfel wordt gegeven omdat er een begin van bewijs is geleverd. Verweerder biedt geen nader onderzoek aan omdat het inwilligen van de aanvraag in strijd zou zijn met artikel 3.16 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B1.3.1.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Bij overkomst van eiseres zou namelijk een polygame situatie ontstaan en dat is in strijd met de openbare orde. Verweerder heeft bij de beoordeling het standpunt ingenomen dat de polygame situatie zwaarder weegt dan de individuele bijzondere omstandigheden. Het bezwaar is kennelijk ongegrond verklaard omdat een hoorzitting volgens verweerder niet af kan doen aan de uitkomst van de beoordeling.
Is de familierechtelijke relatie voldoende aangetoond?
5. Eiseres heeft kopieën van de huwelijksakte en twee huwelijkscertificaten overgelegd om hun huwelijk te onderbouwen. Daarnaast zijn kopieën van e-tazkera’s van de kinderen met daarop de naam van hun vader overgelegd. Daaruit blijkt volgens eiseres de familierechtelijke relatie tussen hen en referent. Volgens eiseres had verweerder meer waarde moeten hechten aan deze kopieën. Uit WI 2022/7 [1] blijkt ook dat kopieën van identificatiedocumenten soms wel door Bureau Documenten kunnen worden onderzocht. Verder is eiseres inmiddels in het bezit van een originele huwelijksakte.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder eiseres het voordeel van de twijfel heeft gegeven voor wat betreft de familierechtelijke relatie tussen haar, haar kinderen en referent. Hoewel er een begin van bewijs is geleverd, kan de rechtbank verweerder erin volgen dat er geen nader onderzoek hoeft te worden uitgevoerd naar de familierechtelijke relatie als er met de inwilliging een ontoelaatbare polygame situatie zou ontstaan. Nader onderzoek naar de familierechtelijke relatie zou dan niet tot een ander resultaat kunnen leiden. Dit neemt niet weg dat, als de situatie die ontstaat na overkomst van eiseres wel toelaatbaar zou zijn, verweerder alsnog nader onderzoek kan doen naar de familierechtelijke relatie. Verweerder heeft het niet opportuun mogen achten dat nu niet te doen.
5.2.
De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Mag verweerder de polygame situatie tegenwerpen?
6. Referent is getrouwd met twee vrouwen en heeft al om gezinshereniging verzocht met zijn andere vrouw. Eiseres valt daarmee onder de categorie gezinsleden als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [2] Verweerder heeft deze bepaling geïmplementeerd in het nationale recht in artikel 3.16 van het Vb. Daarin staat dat een verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid verleend wordt aan één echtgenoot van een vreemdeling, zolang die vreemdeling met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk is verbonden. Dit geldt ook voor de kinderen van die éne echtgenoot: alleen zij krijgen een verblijfsvergunning.
6.1.
Zoals is overwogen in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 december 2013 [3] , 31 januari 2020 [4] en 13 oktober 2022 [5] , is polygamie naar algemene in Nederland heersende maatschappelijke opvattingen in strijd met de goede zeden en de openbare orde. Dat blijkt onder andere uit het feit dat polygamie bij wet verboden is. In artikel 1:33 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen dat een persoon tegelijkertijd slechts met één andere persoon door het huwelijk verbonden kan zijn. Op grond van artikel 237 van het Wetboek van Strafrecht is het strafbaar om opzettelijk een dubbel huwelijk aan te gaan. De door eiseres gestelde verandering van de maatschappelijke opvatting over gezinsconstructies, zoals het aanvaarden van polyamorie in Nederland, laat onverlet dat het uitgangspunt is dat polygamie in strijd is met de openbare orde. Deze verandering betekent dus niet dat de Nederlandse staat dit zou moeten faciliteren. Dat een polygame situatie is ontstaan in een land waar dit wel is toegestaan en dat alle betrokkenen stellen het polygame huwelijk vrijwillig te zijn aangegaan, laat verder ook onverlet dat polygamie in Nederland in strijd is met de openbare orde en goede zeden. Dit betekent dus dat verweerder de polygame situatie aan eiseres mag tegenwerpen.
6.2.
De rechtbank stelt echter wel vast dat het verbod op polygamie niet absoluut is. Verweerder dient bij aanvragen die in het kader van nareis zijn ingediend een individuele beoordeling te maken, waarbij hij rekening moet houden met alle factoren die in de artikelen 5, vijfde lid, en 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn en de artikelen 7 en 24 van het EU Handvest [6] zijn genoemd. Hoewel bij deze individuele beoordeling volgens de Afdelingsuitspraak van 13 oktober 2022 zwaar gewicht mag worden toegekend aan de polygame situatie, blijkt daaruit niet dat aan de polygame situatie
zeerzwaar gewicht mag worden toegekend. Dit standpunt had verweerder ter zitting ingenomen, maar is onjuist.
6.3.
In het primaire besluit zijn kort de bijzondere en/of zwaarwegende belangen van eiseres en haar kinderen benoemd. In het bestreden besluit heeft verweerder zich echter vervolgens op het standpunt gesteld dat er geen belangenafweging wordt gemaakt in nareiszaken. Als gevolg daarvan zijn de asielgerelateerde en medische omstandigheden niet betrokken bij de heroverweging. De rechtbank acht verweerders standpunt in het bestreden besluit onjuist. Er moet wel een beoordeling van de individuele omstandigheden gemaakt worden. Om die reden is er sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond.
6.4.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder ten onrechte het bezwaar kennelijk ongegrond heeft verklaard. Als gevolg daarvan heeft verweerder ook ten onrechte afgezien van het horen van eiseres en/of referent. Volgens verweerder zou een hoorzitting de uitkomst van het besluit op bezwaar niet anders kunnen maken. Dit zou betekenen dat de individuele beoordeling die gemaakt had moeten worden, nodeloos zou zijn omdat polygamie in Nederland moet worden voorkomen. Daarmee heeft verweerder onvoldoende oog gehad voor de mogelijkheid dat er omstandigheden denkbaar zijn die tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. Het betekent ook dat niet voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over de uitkomst van de heroverweging. Verweerder had dus het bezwaar niet kennelijk ongegrond mogen verklaren. En ook had verweerder een hoorzitting moeten houden om de individuele omstandigheden van eiseres en haar kinderen, alsook eventuele andere factoren die van belang kunnen zijn, naar voren te krijgen. Ook op dit punt kleeft een gebrek aan het bestreden besluit.
6.5.
De rechtbank heeft beoordeeld of het in het kader van finale geschilbeslechting, zelf in de zaak kan voorzien op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is niet het geval. Verweerder heeft beslissingsruimte bij het maken van de eerder genoemde individuele beoordeling. Verweerder heeft in het verweerschrift een aanvullende motivering gegeven ten aanzien van de beoordeling van de bijzondere belangen van het kind. Maar verweerder heeft daarbij geen rekening gehouden met alle relevante omstandigheden die eiseres in beroep naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft namelijk geen rekening gehouden met de asielgerelateerde aspecten, zoals de positie van eiseres in Afghanistan als vrouw. Ook heeft hij geen rekening gehouden met de medische situatie naast de toegang tot zorg en alle belangen van de kinderen. Daarnaast had verweerder dienen te betrekken dat referent werkzaamheden heeft uitgevoerd voor de Nederlandse overheid en dit mogelijk bekend is bij de Taliban in Afghanistan, referent een vluchtelingenstatus heeft en er objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen. Tijdens de beroepsprocedure is gebleken dat de relatie van referent met de echtgenote die al in Nederland verblijft, is beëindigd en hij van haar aan het scheiden is. Hoewel verweerder dat niet had kunnen betrekken in het bestreden besluit, is dit wel een omstandigheid die verweerder in een nieuw te maken beoordeling dient te betrekken. Verweerder dient ook deze omstandigheden te betrekken in de individuele beoordeling. Daarnaast dient verweerder eiseres en/of referent te horen omtrent hun individuele omstandigheden.
Had verweerder moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM?
7. Het betoog van eiseres dat verweerder niet heeft getoetst aan artikel 8 van het EVRM [7] behoeft geen bespreking. Deze beoordeling valt namelijk samen met de beoordeling als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn en artikel 7 van het EU Handvest. Daarom heeft dit in dit geval geen meerwaarde. Niet is gebleken dat eiseres hierdoor wordt benadeeld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Dit betekent dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor 12 weken, omdat er ook een hoorzitting gepland moet worden.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 juni 2024;
- draagt verweerder op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkinstructie 2022/7 Nader onderzoek in de nareisprocedure, inclusief DNA-onderzoek in de asielprocedure.
2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.