ECLI:NL:RBDHA:2025:18662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.27972 (beroep) en NL25.9974 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag tijdelijke bescherming en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Eiseres heeft sinds 3 december 2018 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en heeft op 18 augustus 2022 aanspraak willen maken op tijdelijke bescherming. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.

Eiseres heeft in januari 2023 een relatie gekregen met een Oekraïense man en is in 2024 en 2025 met hem getrouwd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming, omdat zij niet beschikt over een Oekraïense permanente verblijfsvergunning die geldig was op 23 februari 2022. De rechtbank heeft op 11 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de Richtlijn tijdelijke bescherming en dat de minister niet verplicht was om te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.27972 (beroep) en NL25.9974 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres

(gemachtigde: mr. L. Leenders),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag en oordeelt de voorzieningenrechter over het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Bij besluit van 18 februari 2025 (het primaire besluit) is bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] . Bij besluit van 18 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de partner van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1999 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Sinds 3 december 2018 heeft zij een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne. Eiseres heeft op 18 augustus 2022 aanspraak willen maken op de tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG. Eiseres heeft in januari 2023 een relatie gekregen met een Oekraïense man, [naam] . Eiseres en haar partner zijn op [dag 1] 2024 in Spanje en op [dag 2] 2025 in Nederland getrouwd.
3. Verweerder heeft bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming omdat zij niet beschikt over een Oekraïense permanente verblijfsvergunning die geldig was op 23 februari 2022. Ook kan eiseres niet worden aangemerkt als een familielid in de zin van de Richtlijn tijdelijke bescherming, omdat tussen eiseres en haar partner nog geen sprake was van een duurzame relatie ten tijde van het uitbreken van het conflict in Oekraïne op 27 november 2021, nu de relatie in januari 2023 in Nederland is ontstaan.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres voert aan dat zij onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt omdat zij is aan te merken als een gezinslid van haar echtgenoot, die onder de Richtlijn tijdelijke bescherming valt. Zij zijn met elkaar getrouwd en hebben een duurzame en exclusieve relatie. Eiseres heeft in beroep een bewijs van het huwelijk overgelegd. Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder haar verblijfsaanvraag ten onrechte niet heeft getoetst aan artikel 8 van het EVRM [2] , nu zij gezinsleven heeft in Nederland. Tot slot is de hoorplicht in bezwaar geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voldoet eiseres aan de voorwaarden van de Richtlijn tijdelijke bescherming?
6. Tijdens de zitting is gebleken dat op zich niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden van de Richtlijn tijdelijke bescherming zoals genoemd door verweerder. Het gegeven dat eiseres en haar partner inmiddels drie jaar een duurzame relatie hebben is verder onvoldoende om die voorwaarden te passeren.
Moest verweerder aan artikel 8 van het EVRM toetsen?
7. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder niet te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. Uit de Richtlijn tijdelijke bescherming vloeit niet voort dat verweerder bij de uitvoering hiervan ook ambtshalve moet beoordelen of een vreemdeling in aanmerking komt voor verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM. [3] De rechtbank oordeelt dat een ambtshalve toetsing aan artikel 8 van het EVRM ook niet aansluit bij de aard van de Richtlijn en de mogelijkheid om snel beslissingen te nemen ter voorkoming van het overbelasten van de asielstelsels. Als eiseres een beroep wil doen op artikel 8 van het EVRM op grond van haar duurzame relatie met haar partner, dan kan zij daartoe een vergunningsaanvraag indienen.
Heeft verweerder de hoorplicht geschonden?
8. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres niet had hoeven horen. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [4] Gelet op de motivering van het besluit en op hetgeen door eiseres is aangevoerd in de bezwaarfase, heeft verweerder kunnen vaststellen dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [5] .
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie hiervoor ook de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 15 juli 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:13749 en van 19 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15752.
4.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
5.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, Awb.