In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een tweede vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 2 juni 2025 en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank ontving op 1 oktober 2025 een kennisgeving over het voortduren van de maatregel, wat leidde tot de veronderstelling dat er beroep was ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, ondanks de beweringen van eiser dat de autoriteiten niet reageren op rappelverzoeken. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 29 juli 2025 en heeft nu beoordeeld of het voortduren van de maatregel sinds die datum gerechtvaardigd is. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende voortvarendheid is in de behandeling van zijn zaak, maar de rechtbank concludeert dat de minister voldoende stappen heeft ondernomen om de uitzetting te realiseren.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestaat. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.