ECLI:NL:RBDHA:2025:18602

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.47689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede vervolgberoep bewaring en voortvarendheid in het vreemdelingenrecht met betrekking tot Algerije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een tweede vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 2 juni 2025 en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank ontving op 1 oktober 2025 een kennisgeving over het voortduren van de maatregel, wat leidde tot de veronderstelling dat er beroep was ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, ondanks de beweringen van eiser dat de autoriteiten niet reageren op rappelverzoeken. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 29 juli 2025 en heeft nu beoordeeld of het voortduren van de maatregel sinds die datum gerechtvaardigd is. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende voortvarendheid is in de behandeling van zijn zaak, maar de rechtbank concludeert dat de minister voldoende stappen heeft ondernomen om de uitzetting te realiseren.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestaat. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.47689

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, v-nummer: [V-nummer],(gemachtigde: mr. R. Deniz),

en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2025 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft op 1 oktober 2025 een kennisgeving ontvangen over het voortduren van de maatregel. Daarmee wordt geacht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep te hebben ingesteld en daarbij te hebben verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 7 oktober 2025 gesloten. [2]

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 juni 2025. [3] Vervolgens is een vervolgberoep ingediend. Uit de laatste uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 juli 2025 [4] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 29 juli 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 29 juli 2025.
4. Eiser voert aan dat, voor zover het de voortvarendheid van verweerders handelen betreft, uit de voortgangsrapportage blijkt dat er twee vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden en dat in het dossier enkel twee verslagen zijn terug te vinden. Volgens eiser is het daardoor niet controleerbaar op welke gronden verweerder de bewaring voortzet en wat er tijdens deze gesprekken is besproken. Ten aanzien van het zicht op uitzetting acht eiser het van belang om inzicht te krijgen in de bereidheid van Algerije tot het verstrekken van lp’s, mede omdat de autoriteiten volgens hem niet lijken te reageren op rappelverzoeken. Hij wijst erop dat de Algerijnse autoriteiten niet reageren op rappelverzoeken van verweerder, terwijl volgens het voortgangsrapport al maanden wordt gerappelleerd. Volgens eiser kan onder deze omstandigheden niet worden uitgegaan van een mogelijkheid tot terugkeer binnen een redelijk termijn naar Algerije.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat er in zijn algemeenheid zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. [5] Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat dat voor eiser persoonlijk niet anders is. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder op 4 augustus 2025, 15 augustus 2025, 4 september 2025, 8 september 2025, 16 september 2025 en 25 september 2025 uitzettingshandelingen heeft verricht door rappels te sturen naar de Algerijnse autoriteiten in verband met de lp-aanvraag en met eiser vertrekgesprekken te voeren. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn. De omstandigheid dat de Algerijnse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de lp-aanvraag, ondanks het versturen van rappels, is daarvoor onvoldoende. Daarbij geldt dat de Algerijnse autoriteiten niet te kennen hebben gegeven dat zij in het geval van eiser geen lp zullen afgeven. Ook is niet gebleken dat eiser enige poging heeft ondernomen om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Tijdens het vertrekgesprek op 4 augustus 2025 heeft eiser verklaard geen vrijwilligersbrief te willen schrijven voor de ambassade van Algerije. Daarnaast heeft eiser tijdens het vertrekgesprek op 8 september 2025 verklaart dat hij zal meewerken, maar ook terug zal keren naar Nederland zodra hij de mogelijkheid krijgt. Daarmee heeft eiser geen duidelijke stappen gezet om zijn vertrek daadwerkelijk mogelijk te maken. De rechtbank merkt verder op dat beide verslagen van de vertrekgesprekken zijn toegevoegd aan het digitale dossier. De rechtbank is ambtshalve bekend met het feit dat ook in de periode na maart 2024 regelmatig lp’s zijn afgegeven door de Algerijnse autoriteiten, ook aan ongedocumenteerden. De rechtbank is dan ook niet gebleken dat het lp-traject op niets zal uitlopen. Gelet op het voorgaande werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser en is er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier en openbaar gemaakt door middel van publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:722.