ECLI:NL:RBDHA:2025:1859
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het Dublin-systeem, waarbij Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 17 december 2024 een besluit ontvangen van de minister waarin wordt gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Dit heeft geleid tot de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser verzocht om te bevestigen of er nog contact is met eiser en of er nog procesbelang bestaat. De gemachtigde heeft op 14 januari 2025 meegedeeld dat er geen contact meer is met eiser. De rechtbank concludeert dat, gezien de omstandigheden, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.