ECLI:NL:RBDHA:2025:1859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50615
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen op basis van het Dublin-systeem, waarbij Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 17 december 2024 een besluit ontvangen van de minister waarin wordt gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Dit heeft geleid tot de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.

De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser verzocht om te bevestigen of er nog contact is met eiser en of er nog procesbelang bestaat. De gemachtigde heeft op 14 januari 2025 meegedeeld dat er geen contact meer is met eiser. De rechtbank concludeert dat, gezien de omstandigheden, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft hij geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50615

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek van eiser een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder zaaknummer NL24.50616. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 18 december 2024 aan de rechtbank en de autoriteiten van Spanje meegedeeld dat eiser per die datum met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 7 januari 2025 verzocht om binnen één week aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eiser en om aan te geven of er nog procesbelang bestaat. Op 14 januari 2025 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser.
2.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [1] Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door zijn aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.