ECLI:NL:RBDHA:2025:18528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.46828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een verblijfsaanvraag als familie- of gezinslid onder het jongvolwassenenbeleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 oktober 2025, wordt de afwijzing van de verblijfsaanvraag van eiseres, een jongvolwassen vrouw uit Syrië, beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd heeft opgesteld ten aanzien van de vraag of eiseres onder het jongvolwassenenbeleid valt. Eiseres, die op minderjarige leeftijd was gehuwd en een kind heeft gekregen, betoogt dat haar huwelijk een kindhuwelijk betreft en dat zij ten tijde van de scheiding van haar familie minderjarig was. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiseres, waaronder haar minderjarigheid en de gedwongen scheiding van haar familie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van *** in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

en haar minderjarige kind
[naam kind]
en
[naam referent](referent)
(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. Het beroep is daarom gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent]. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 23 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, referent, de gemachtigde van eiseres en referent en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
3. Eiseres komt uit Syrië en is geboren op [geboortedatum 1] 2001. Zij is de (inmiddels) meerderjarige dochter van referent. Zij is op minderjarige leeftijd gehuwd met haar man en heeft met hem op [geboortedatum 2] 2017, op zestienjarige leeftijd, een kind gekregen. Referent heeft namens eiseres eerder een aanvraag voor gezinshereniging gedaan maar deze is ingetrokken op 18 oktober 2016 toen duidelijk werd dat eiseres zou gaan trouwen. Na vertrek van referent en de rest van het gezin naar Nederland, werd duidelijk dat de man van eiseres haar had verlaten, en bleef eiseres samen met haar kind achter in Turkije. Zij heeft eerst bij haar zus gewoond, totdat zij vertrok naar Schotland in het kader van gezinshereniging.
Valt eiseres onder het jongvolwassenenbeleid?
4. Eiseres betoogt dat de minister zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat zij niet onder het jongvolwassenebeleid valt en dat tussen haar en referent dus wel degelijk familie-of gezinsleven bestaat als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Eiseres wijst erop dat zij weliswaar was gehuwd met haar ex-echtgenoot, maar dat het een kindhuwelijk betrof en zij destijds 15 jaar oud was. Eiseres benadrukt dat zij ten tijde van deze gebeurtenissen en ten tijde van het vertrek van haar familie naar Nederland minderjarig was en dat de scheiding tussen haar en haar familie uiteindelijk buiten haar wil en die van haar familie om heeft plaatsgevonden. De ex-echtgenoot is vermoedelijk in Libanon en heeft (en wil) geen enkel contact meer met eiseres en hun kind. Eiseres betoogt aldus dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar familie nooit is verbroken, dan wel is hersteld toen eiseres op minderjarige leeftijd weer bij haar familie kwam wonen om te bevallen. De minister houdt volgens eisers onvoldoende rekening met de omstandigheid dat zij ten tijde van de gebeurtenissen die hebben geleid tot de scheiding van eiseres en haar familie minderjarig was en dat zij noch haar familie daarvoor bewust hebben gekozen. De minister mag het huwelijk en het samenwonen met de ex-echtgenoot van eiseres daarom niet aan haar tegenwerpen als contra-indicatie. Dat eiseres inmiddels meerderjarig is doet daaraan volgens eiseres niet af. Volgens eiseres heeft zij nooit op zichzelf gewoond, behalve dan de periode dat zij bij haar ex-echtgenoot heeft gewoond in Turkije. Zij heeft ook nu niet zelf een leven opgebouwd, nu zij noodgedwongen van haar familie is gescheiden. Eiseres is naar eigen zeggen volgens de sharia gescheiden, maar kan daarvan geen bewijs overleggen.
4.1.
Eiseres wijst op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 oktober 2024 [1] , en 20 november 2024 [2] . Eiseres wijst er in dit kader op dat zij zowel ten tijde van het huwelijk als ten tijde van de geboorte van haar kind minderjarig was en dat de minister met die omstandigheid te weinig rekening heeft gehouden.
4.2.
Verder betoogt eiseres dat de minister ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat zij in haar huwelijk is mishandeld door haar ex-echtgenoot. Eiseres heeft verder geen Kimlik (een tijdelijke verblijfskaart voor Syrische vluchtelingen in Turkije) en verblijft illegaal in Turkije. Zij durft geen nieuwe Kimlik aan te vragen omdat zij bang is te worden uitgezet door de Turkse Autoriteiten. Zij kan daardoor geen aanspraak maken op medische zorg of hulp voor haar en haar kind. Bovendien leeft eiseres onder zeer slechte omstandigheden. Eiseres heeft geen familie meer in Turkije die haar kan helpen. Zij is geheel afhankelijk van het gezin van referent.
Het juridisch kader
5. De IND neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (bijkomende elementen van afhankelijkheid), uitsluitend als het meerderjarige kind ook na het bereiken van de meerderjarige leeftijd feitelijk is blijven behoren tot het gezin van zijn ouder(s). Die situatie doet zich volgens de minister voor als het meerderjarige kind:
a. Jongvolwassen is;
b. met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
c. niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
d. geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. [3]
5.1.
Voor de beoordeling of de jongvolwassene met zijn ouder(s) in gezinsverband samenleeft, is het moment van binnenkomst van de ouder(s) of de jongvolwassene in Nederland leidend. De minister weegt een gedwongen scheiding ook anders dan een vrijwillige scheiding. Bij de beoordeling van de vraag of de jongvolwassene een relatie is aangegaan spelen de aard, de duur en de intensiteit van de aangegane relatie een rol.
5.2.
Verder blijkt uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024 dat deze vier voorwaarden cumulatief zijn. Dat betekent dat als eiseres niet voldoet aan één van deze voorwaarden, zij niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. [4] De minister kan verder zogenoemde contra-indicaties tegenwerpen. Dit zijn omstandigheden na het vertrek van referent uit het land van herkomst die erop wijzen dat geen of niet langer familie- of gezinsleven bestaat als zich geen bijkomende elementen van afhankelijkheid voordoen. Bij het tegenwerpen van dit soort omstandigheden moet de minister deugdelijk gemotiveerd ingaan op overige individuele omstandigheden van de betrokkenen die met deze contra-indicaties verband houden. Hij mag een zogenoemde contra-indicatie niet tegenwerpen als die contra-indicatie alleen het gevolg is van een vluchtsituatie. [5]
Het standpunt van de minister
6. De minister stelt zich op het standpunt dat eiseres niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. Allereerst wijst de minister erop dat referent de mvv-aanvraag van eiseres heeft ingetrokken en dat uit de verklaringen van referent volgt dat het een eigen keuze was om zonder eiseres naar Nederland te komen. De minister stelt zich verder op het standpunt geen reden te zien dat eiseres niet ook in de toekomst financieel kan worden ondersteund door referent. Verder blijkt uit de verklaringen van referent dat eiseres weliswaar geen relatie meer heeft met haar echtgenoot, maar wel getrouwd is en een kind met hem heeft en dat zij zorgdraagt voor dat kind. Daarom behoort eiseres volgens de minister niet langer tot het gezin van referent. De minister erkent dat een kindhuwelijk niet wordt erkend, maar wijst erop dat eiseres nu volwassen is en dat zij geen bewijs heeft overgelegd van haar echtscheiding en dat het huwelijk daarom geldig is. De minister wijst op landeninformatie [6] waaruit volgt dat ook een scheiding volgens de sharia gebeurt bij een religieuze rechtbank en dat daarvan dus documentatie moet bestaan. Daarom vindt de minister niet aannemelijk dat eiseres gescheiden is. De minister vindt ook dat als eiseres wel zou zijn gescheiden, zij een gezin heeft gesticht met haar man en met hem een kind heeft gekregen voor wie zij zelf zorgdraagt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. Het betoog slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet valt onder het jongvolwassenenbeleid. De rechtbank legt haar oordeel hieronder uit.
7.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende, door de minister niet weersproken feiten. Eiseres was ten tijde van het huwelijk met haar man, alsook ten tijde van het intrekken van haar aanvraag op 18 oktober 2016 voor gezinshereniging vanwege dat huwelijk, pas 15 jaar oud. Het betreft hier dus een zogenaamd kindhuwelijk. Na het huwelijk heeft eiseres gedurende een korte periode bij haar echtgenoot verbleven in Turkije. Haar echtgenoot heeft eiseres nadat zij zwanger werd weer teruggestuurd naar haar familie in Syrië om te bevallen. Het zoontje van eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 2017. Zij was toen 16 en verbleef weer bij haar familie in Syrië. De familie van eiseres is in april 2018 naar Nederland gekomen omdat anders hun visum zou vervallen. Toen haar familie vertrok wist eiseres niet dat haar echtgenoot haar reeds verlaten had. Pas toen de familie van eiseres in Nederland was, werd het eiseres en haar familie duidelijk dat haar echtgenoot haar verlaten had, en dat zij alleen met haar zoontje in Syrië achterbleef. Zij heeft toen bij haar zus in Turkije verbleven. Blijkens de verklaringen van eiseres is haar zus inmiddels vertrokken naar Schotland met als doel gezinshereniging.
7.2.
De minister heeft eiseres tegengeworpen dat zij is gehuwd en een eigen gezin heeft gesticht (voorwaarde d) en niet meer behoort tot het gezin van referent (voorwaarde b). De minister heeft eiseres niet tegengeworpen dat zij niet voldoet aan de overige voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid. Dat eiseres voldoet aan voorwaarden a en c is daarom niet in geschil.
7.3.
De rechtbank volgt niet de tegengeworpen contra-indicatie van de minister in het verweerschrift dat eiseres er zelf voor zou hebben gekozen om met haar echtgenoot samen te gaan wonen en met hem een gezin te hebben gesticht. Eiseres heeft in dit verband terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2024, waaruit – kort gezegd – volgt dat het aangaan van een huwelijk weliswaar een sterke indicatie is voor het vormen van een zelfstandig gezin, maar dat deze omstandigheid daarvoor op zichzelf niet in alle gevallen voldoende is. De minister moet bij de beoordeling of sprake is van een zelfstandig gezin ook bijkomende omstandigheden betrekken die tijdens het aangaan van het huwelijk een rol kunnen hebben gespeeld en die relevant kunnen zijn voor die beoordeling.
7.4.
Nu het een kindhuwelijk betreft gaat de rechtbank ervan uit dat eiseres zelf niet geacht kan worden met dit huwelijk te hebben ingestemd en dat zij ook niet heeft kunnen instemmen met het krijgen van een kind. Uit het feitenrelaas van eiseres blijkt verder dat zij slechts een korte periode bij haar echtgenoot heeft verbleven. De rest van de tijd, zowel voor het huwelijk als na het huwelijk ten tijde van de bevalling van haar zoontje en tot aan het vertrek van haar familie heeft eiseres verbleven bij het gezin van referent. Zij was ook ten tijde van het vertrek van haar familie nog steeds minderjarig. Na het vertrek van haar familie heeft eisers niet meer met haar echtgenoot samengewoond. Deze omstandigheden wijzen erop dat eisers geen eigen zelfstandig gezin heeft gesticht maar nog steeds behoorde tot het gezin van referent en met zijn tegenwerping miskent de minister dan ook deze bijkomende omstandigheden.
7.5.
De rechtbank volgt de minister in het verlengde van voorgaande bovendien niet in zijn tegengeworpen contra-indicatie dat eiseres nu zij eenmaal meerderjarig is, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet officieel is gescheiden, en dat het huwelijk nu ‘geldig is’. Immers, ook als eiseres niet officieel is gescheiden dan kan die omstandigheid in de hierboven omschreven omstandigheden er niet toe leiden dat zij niet langer tot het gezin van referent behoort.
7.6.
De rechtbank volgt tot slot ook niet de door de minister tegengeworpen contra-indicatie dat de familie van eiseres er zelf voor heeft gekozen om haar achter te laten in Syrië en dat daaruit zou blijken dat eiseres ten tijde van het vertrek van referent niet meer feitelijk behoorde tot het gezin. De rechtbank leest dit standpunt van de minister zo, dat hij daarmee bedoelt dat sprake was van een vrijwillige scheiding tussen eiseres en referent en de rest van het gezin en dat daarmee sprake is van een contra-indicatie die erop wijst dat de gezinsband tussen eiseres en referent bij vertrek zou zijn verbroken.
7.7.
Hoewel het bewust achterlaten van eiseres op zichzelf een contra-indicatie zou kunnen vormen voor een vrijwillige scheiding tussen eiseres en referent en het gezin is het vertrek van de familie van eiseres daarvoor in dit bijzondere geval niet voldoende. Redengevend daarvoor is dat het gezin van referent inderdaad in de veronderstelling verkeerde dat eiseres een eigen gezin zou stichten, maar dat zaken uiteindelijk (feitelijk) anders liepen en eiseres werd verlaten door haar man. Het ligt voor de hand dat als referent en zijn gezin van de feitelijke stand van zaken op de hoogte zouden zijn geweest, zij de mvv-aanvraag van eiseres niet zouden hebben ingetrokken en eiseres zouden hebben willen meenemen. Daarbij komt dat eiseres ten tijde van het vertrek van de familie (nog steeds) minderjarig was en dat daarom niet zonder meer kan worden uitgegaan van een vrijwillige scheiding van de kant van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat gezien deze omstandigheden niet zonder meer kan worden gesproken van een vrijwillige scheiding tussen eiseres en referent en de rest van het gezin. De minister heeft bij het tegenwerpen van deze contra-indicatie onvoldoende rekenschap gegeven van de omstandigheden achter de scheiding.
7.8.
Nu de gronden van eiseres ten aanzien van de toepassing van het jongvolwassenenbeleid slagen, is het niet noodzakelijk om de overige gronden te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Die vergoeding bedraagt € 1814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zitting heeft bijgewoond (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 907,– en een wegingsfactor 1). Ook moet de minister aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden ter hoogte van € 187,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 oktober 2024;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van 187,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.WI 2020/16, p. 11.
4.ECLI:NL:RVS:2024:2145, rechtsoverweging (r.o.) 8.1. en 8.2.
6.De minister beroept zich op het ‘