In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die in bewaring is gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Congolese nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 22 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerder vervolgberoep op 15 juli 2025. Eiser heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de afgifte van een laissez-passer (lp) voor zijn vertrek naar Congo, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft toegelicht dat er zicht op uitzetting is. Eiser heeft ook betoogd dat een lichter middel, zoals een meldplicht, kan worden opgelegd, maar de rechtbank volgt hem hierin niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af.