ECLI:NL:RBDHA:2025:18315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.46401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met zicht op uitzetting naar Congo

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die in bewaring is gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Congolese nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 22 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerder vervolgberoep op 15 juli 2025. Eiser heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de afgifte van een laissez-passer (lp) voor zijn vertrek naar Congo, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft toegelicht dat er zicht op uitzetting is. Eiser heeft ook betoogd dat een lichter middel, zoals een meldplicht, kan worden opgelegd, maar de rechtbank volgt hem hierin niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.46401

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 30 september 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1965 en de Congolese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 mei 2025 [1] en 17 juli 2025 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 15 juli 2025.
4. Eiser voert aan dat het onduidelijk is dat enerzijds in het verslag van het vertrekgesprek blijkt dat een laissez-passer (lp) is afgegeven voor een mogelijk vertrek via het International Organisation Migration (IOM) en dat anderzijds uit het laatste voortgangsrapport geen melding wordt gemaakt van een afgegeven lp.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in zijn verweerschrift voldoende heeft toegelicht dat zowel het IOM als de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) parallel een lp-traject hebben gestart en dat het niet mogelijk is dat een geldige lp tegelijkertijd aan het IOM als de DT&V wordt verstrekt. Zodra de geldigheidsduur van de lp die is afgegeven aan het IOM is verstreken – 1 oktober 2025 – zal naar verweerders verwachting binnen korte termijn een lp aan de DT&V worden verstrekt. Er is dan ook nog steeds sprake van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Congo.
6. Eiser stelt tot slot dat het laten voortduren van de inbewaringstelling onrechtmatig is en dat verweerder ook kan volstaan met het opleggen van een lichter middel zoals een meldplicht.
7. Eiser wordt hierin niet gevolgd. In de uitspraak van 1 mei 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast om het risico op onderduiken te ondervangen. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
8. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.