ECLI:NL:RBDHA:2025:13012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.30172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen bewaring van een Congolese vreemdeling met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Congolese vreemdeling, eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 22 april 2025 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank ontving op 8 juli 2025 een kennisgeving over het voortduren van de maatregel, waartegen eiser beroep had ingesteld en om schadevergoeding had verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 15 juli 2025.

Eiser, geboren in 1965 en van Congolese nationaliteit, voerde aan dat er geen sprake was van voortvarend handelen door de verweerder en dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder voldoende voortvarend handelde, aangezien er meerdere rappels naar de ambassade van Congo waren verzonden en er gesprekken met eiser waren gevoerd. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30172

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft op 8 juli 2025 een kennisgeving ontvangen over het voortduren van de maatregel. Daarmee wordt eiser geacht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep te hebben ingesteld en daarbij te hebben verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 15 juli 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1965 en de Congolese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 mei 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 30 april 2025, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 30 april 2025.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van voortvarend handelen. Evenmin is zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn aanwezig. Verweerder heeft in zijn voortgangsrapportage onvoldoende inzicht gegeven in de voortgang van het uitzettingsproces. [2] Eiser verblijft al meer dan drie maanden in vreemdelingenbewaring.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt in het kader van eisers uitzetting naar Congo. Uit de voortgangsrapportage volgt dat verweerder sinds 30 april 2025 vier keer een rappel heeft verzonden naar de ambassade van Congo over de aanvraag om een laissez-passer (lp). Ook heeft verweerder in totaal drie keer een vertrekgesprek met eiser gehouden. Het sturen van rappels en het houden van vertrekgesprekken zijn uitzettingshandelingen. Eisers verwijzing naar de uitspraak van nevenzittingsplaats Zwolle treft geen doel, omdat in die zaak niet was gebleken of verweerder uitzettingshandelingen had verricht.
6. Verder wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat zicht op uitzetting ontbreekt. Verweerder mag in zijn algemeenheid ervan uitgaan dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Congo aanwezig is. Eiser heeft geen aanknopingspunten aangedragen dat zicht op uitzetting specifiek voor hem ontbreekt. De autoriteiten van Congo hebben niet meegedeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een lp.
7. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Eiser verwijst in dat verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 17 december 2002, ECLI:NL:RBSGR:2002:AF5336.