ECLI:NL:RBDHA:2025:7470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
NL25.19183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring op grond van artikel 59 Vw met betrekking tot onrechtmatig verblijf en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die stelt Congolees te zijn en geen rechtmatig verblijf in Nederland te hebben, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 30 april 2025 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland is binnengekomen en zich aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank concludeert dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring aanwezig zijn, en dat er geen lichter middel kan worden toegepast. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is geweest en dat de proceskosten niet vergoed worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1965 en de Congolese nationaliteit te hebben.
2. Het staat vast dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Gelet hierop was verweerder bevoegd tot het opleggen van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Ten aanzien van zware grond 3a stelt eiser dat hij als asielzoeker Nederland is binnengekomen en dat asielzoekers nooit op de voorgeschreven wijze binnenkomen. Over zware grond 3b voert eiser aan dat hij altijd in beeld is gebleven bij de [kerk]. Ten aanzien van de lichte gronden stelt eiser dat hij actief is in de [kerk], daar een adres heeft en wekelijks zakgeld krijgt. Verder stelt hij dat hij contact heeft met [stichting] en voornemens is om met behulp van deze stichting te vertrekken naar Congo. Nu eiser zelf kan en wil vertrekken naar Congo, had verweerder moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring.
5. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3a, 3b en 3c feitelijk juist zijn. Eiser is namelijk niet op de voorgeschreven wijze Nederland ingereisd. Hij heeft zich ook aan het toezicht van verweerder onttrokken, nu hij sinds 22 december 2011 onrechtmatig in Nederland verblijft en geen periodieke melding hiervan heeft gemaakt bij de korpschef. Daarnaast heeft hij geen gevolg gegeven aan het terugkeerbesluit dat op 22 december 2011 tegen hem is uitgevaardigd. Voor deze gronden geldt dat zij de maatregel van bewaring kunnen dragen, zodat daarmee het risico op onttrekking aan het toezicht is gegeven. De lichte gronden behoeven dan ook geen bespreking.
6. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om het genoemde risico te ondervangen. Gelet ook op het langdurig onrechtmatige verblijf van eiser in Nederland, is de enkele verklaring van eiser dat hij nu van plan is om zich met behulp van [stichting] voor te bereiden op een zelfstandige terugkeer naar Congo, onvoldoende concreet en onvoldoende onderbouwd om te kunnen zeggen dat met een lichter middel kan worden volstaan. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 1 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.