ECLI:NL:RBDHA:2025:1814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Polen en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser behandeld. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat de asielprocedure in Polen niet veilig is en dat hij risico loopt op pushbacks, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in zijn besluit terecht is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.50247 en NL24.50247
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] V-nummer: [v-nummer] eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3.
Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1987. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4.
Eiser verzoekt om hetgeen hij in de zienswijze naar voren heeft gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Voorts is het besluit door verweerder onvoldoende zorgvuldig voorbereid door een standaard voornemen te gebruiken en niet inhoudelijk op de bezwaren van eiser in te gaan. Verwezen wordt ook naar de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond [2] . Eiser stelt dat ten aanzien van Polen niet langer van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en verwijst naar de door hem aangehaalde bronnen in de zienswijze. Volgens eiser kan niet worden uitgesloten dat Dublinclaimanten slachtoffer worden van pushbacks en verwijst daartoe ook naar recente
berichtgeving van Human Right Watch [3] , Eiser vreest dat hij niet succesvol kan klagen bij de Poolse autoriteiten mocht hij slachtoffer worden van pushbacks en verwijst hiervoor naar pagina 20 en 21 van een recent Aida Rapport [4] . Eiser vreest dat hij geen rechtsbijstand zal krijgen in polen, wat ook wordt bevestigd in het Aida rapport. [5] Het ligt op de weg van verweerder om nader onderzoek in te stellen. Ten slotte heeft eiser in de zienswijze bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat verweerder toepassing moet geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De aangevoerde omstandigheden zijn – anders dan verweerder aangeeft – wel degelijk van belang bij de beoordeling. Eiser verwijst daartoe naar de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, [6] en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 12 juni 2024. [7]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen.
6. De stelling dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid door in de voornemenprocedure te volstaan met een standaard voornemen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 [8] . De Afdeling heeft in deze zaak overwogen dat de verweerder in het voornemen in elk geval alle voor zijn standpunt dragende overwegingen moet opnemen. Het is niet onzorgvuldig als verweerder vervolgens pas in het bestreden besluit gedetailleerd ingaat op hetgeen door eiser in zijn persoonlijke verklaring en eventuele zienswijze naar voren heeft gebracht.
7. Ten aanzien van de stelling dat verweerder in deze zaak niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM [9] en artikel 4 van het Handvest [10] .
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 4 september 2024 [11] geoordeeld dat ten aanzien van Polen kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in dat wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De door eiser in de zienswijze en beroepschrift aangehaalde bronnen schetsen namelijk geen wezenlijk ander
beeld dan dat van het AIDA-rapport dat de Afdeling in haar uitspraak van 4 september 2024 al heeft betrokken. Verweerder heeft in het bestreden besluit daarom op goede gronden
overwogen dat pushbacks aan de grensposten niet in de weg hoeven te staan aan een Dublinoverdracht. De omstandigheid dat een lidstaat zich schuldig maakt aan pushbacks aan de grens, maakt niet dat Dublinoverdrachten niet meer kunnen plaatsvinden. Eiser wordt namelijk in het kader van een Dublinoverdracht gereguleerd aan Polen overgedragen. Met het claimakkoord hebben de Poolse autoriteiten gegarandeerd eisers asielaanvraag in behandeling te nemen in overeenstemming met de internationale verplichtingen. Als eiser toch problemen ervaart tijdens zijn asielprocedure, is het aan hem om hierover bij de (hogere) Poolse autoriteiten te klagen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen bij de (hogere) Poolse autoriteiten voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
7.2.
Uit het AIDA-rapport 2024 blijkt verder dat een asielzoeker in de beroepsfase van de procedure recht heeft op gratis rechtsbijstand. In het AIDA-rapport 2024 staat dat gratis rechtsbijstand is verleend in alle gevallen waarin daarom is verzocht. Uit dat wat eiser naar voren heeft gebracht blijkt niet dat in zijn geval geen rechtsbijstand mogelijk is, dan wel dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de rechtsbijstand.
8. Eiser voert verder aan dat verweerder in het bestreden besluit een standaardoverweging heeft gebruikt die onvoldoende recht doet aan zijn persoonlijke situatie. Verweerder kan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening een asielaanvraag onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen als sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Dat is een discretionaire bevoegdheid. Verweerder heeft daar dus veel vrijheid in zijn beoordeling. De rechtbank toetst terughoudend of verweerder gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid. De rechtbank acht door de eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder dat verweerder zijn asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat hiervoor al is geoordeeld dat verweerder ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan ten aanzien van Polen en dat de in dat kader aangevoerde omstandigheden in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening niet nogmaals beoordeeld dienen te worden.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
10. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [12] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van K. el Mahsini, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 16 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1732
3.Poland: Brutal Pushbacks at Belarus Border | Human Rights Watch (https://www.hrw.org/news/2024/12/10/poland-brutal-pushbacks-belarus-border)
4.AIDA-rapport 2024. p.20-21
5.AIDA-rapport 2024. p. 32
6.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 12 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10838
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State(hierna: de Afdeling) van 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2359
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348
9.Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
11.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 12 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455
12.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.