ECLI:NL:RBDHA:2025:1697
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van kinderbijslag op basis van onderhoudsbijdrage in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G. Groen, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. De zaak betreft de beëindiging van de uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de terugvordering van eerder betaalde kinderbijslag. Eiseres ontving sinds 2016 kinderbijslag voor haar zoon, maar de Sociale Verzekeringsbank heeft in maart 2022 besloten de uitkering te beëindigen en een bedrag van € 321,24 terug te vorderen. Dit besluit werd genomen omdat eiseres volgens de bank niet voldeed aan de onderhoudsbijdrage voor haar zoon in de relevante perioden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de bank terecht heeft gehandeld. De rechtbank concludeert dat eiseres niet de vereiste onderhoudsbijdrage heeft geleverd en dat de beëindiging van de uitkering en de terugvordering van de kinderbijslag rechtmatig zijn. De rechtbank wijst erop dat de systematiek van de onderhoudseis door de regelgever is vastgesteld en dat deze geen strijd oplevert met het evenredigheidsbeginsel. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard.