ECLI:NL:RBDHA:2025:16698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
9 september 2025
Zaaknummer
NL25.29630
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië en beoordeling van de geloofwaardigheid van verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 september 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een Somalische vrouw, behandeld. Eiseres heeft op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister van Asiel en Migratie op 3 juli 2025 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 26 augustus 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. Eiseres voert aan dat zij bedreigd wordt door Al-Shabaab, vooral na de moord op haar oudste zoon, die weigerde mee te werken aan hun rekruteringspogingen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres als ongeloofwaardig worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de minister niet voldoende heeft onderbouwd waarom de problemen van eiseres met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar status als alleenstaande vrouw in Somalië. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29630

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. D. Post).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 10 januari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 juli 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Aan eiseres is uitstel van vertrek verleend om medische redenen tot en met 3 januari 2026.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Er is ook een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag.
3.1. Eiseres heeft de Somalische nationaliteit en behoort tot de [naam stam] stam. Eiser heeft verklaard dat toen haar zoon 19 jaar was, eiseres werd benaderd door Al-Shabaab. Zij wilden haar zoon meenemen en hem trainen voor de jihad en om te vechten tegen afvalligen. Haar zoon heeft dit toen geweigerd. De zoon van eiseres heeft zich verzet tegen de leden van Al-Shabaab en is toen doodgeschoten. Na een jaar werd eiseres opnieuw benaderd, dit keer om haar andere zoon mee te nemen. Eiseres heeft toen aangegeven dat zij hem de volgende dag zou brengen. In plaats daarvan is eiseres dezelfde avond richting haar zus in Mogadishu vertrokken. Toen eiseres daar aan kwam, is zij telefonisch bedreigd door Al-Shabaab. De zus van eiseres heeft haar naar haar vriendin gebracht. Ook de zus van eiseres is telefonisch bedreigd. Eiseres is vervolgens gevlucht en vreest bij terugkeer te worden vermoord door Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1) De identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) De problemen met Al-Shabaab.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De minister acht de problemen van eiseres met Al-Shabaab niet geloofwaardig. Eiseres heeft haar verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten die het asielmotief volledig onderbouwen. Daarom heeft de minister verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Dat is volgens de minister niet het geval. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw 2000. Uit het geloofwaardige asielmotief blijkt niet dat eiseres een gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat eiseres uit Somalië komt is op zichzelf niet genoeg om als vluchteling te worden aangemerkt. Volgens de minister kan eiseres niet worden aangemerkt als alleenstaande vrouw uit Somalië en is er geen sprake van een risicoprofiel. Ook loopt eiseres volgens de minister geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor een afgeleide asielvergunning en krijgt ook geen reguliere verblijfsvergunning. Aan eiseres is voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 tot en met 3 januari 2026.
WI 2024/6 en prejudiciële vragen zittingsplaats Roermond over de geloofwaardigheidsbeoordeling5. Eiseres stelt allereerst dat het huidige toetsingskader uit de WI [2] 2024/6 over de geloofwaardigheidsbeoordeling in asielzaken in strijd is met het Unierecht. Omdat de hele besluitvorming van de minister is gestoeld op de WI 2024/6, zou volgens eiseres het bestreden besluit alleen al daarom moeten worden vernietigd. Eiseres verzoekt om de beantwoording van de prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) over de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling af te wachten. Deze vragen zijn gesteld door de zittingsplaats Roermond van deze rechtbank op 7 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:136). Zoals ter zitting met partijen is besproken, ziet de rechtbank gelet op de uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 augustus 2025 [3] geen aanleiding om de beantwoording van die prejudiciële vragen af te wachten. De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken en heeft in het verweerschrift en tijdens de zitting toegelicht waarom hij het niet eens is met deze uitspraken. De rechtbank overweegt dat de Afdeling, de hogerberoepsrechter, de instantie is om hierover te oordelen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat in dit concrete geval de motivering van het bestreden besluit tekort schiet. De rechtbank legt dit hierna uit.
De gestelde problemen met Al-Shabaab6. De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres wisselend, ongerijmd of tegenstrijdig zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Komst Al-Shabaab bij huis van eiseres
6.1.
De minister heeft in de eerste plaats aan eiseres tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over hoe Al-Shabaab bij haar huis is gekomen toen haar oudste zoon werd gerekruteerd, door eerst te verklaren dat de mannen lopend kwamen en de auto ver weg hadden gezet [4] , en vervolgens te verklaren dat eiseres niet kon zien hoe ver de auto van haar huis stond [5] . Eiseres zou de auto pas hebben gezien toen zij weggingen. Verder wijst de minister erop dat eiseres in het nader gehoor heeft verklaard dat haar woning zich in een vlak gebied bevindt, zonder bomen of bergen [6] , maar tegelijkertijd heeft verklaard dat de auto door bosjes aan het zicht werd onttrokken [7] . Volgens de minister rijmen deze verklaringen niet met elkaar. Als het terrein open en overzichtelijk is, valt volgens de minister niet in te zien waarom de auto niet eerder zichtbaar zou zijn geweest.
6.2.
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat het onduidelijk is wat er precies wisselend is in de verklaringen van eiseres over de komst van Al-Shabaab bij haar woning. Eiseres heeft verklaard dat zij Al-Shabaab pas zag toen ze dichtbij kwamen en dat ze niet oplette op wat er in de verte gebeurde. [8] Toen de mannen vertrokken, keek ze hun richting op en zag ze de auto [9] . Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee geen sprake van wisselende of ongerijmde verklaringen. Daarbij komt dat de minister door de verklaring dat er geen bomen of bergen zijn in het gebied, de aanname maakt dat er geen bosjes te zien zijn, zonder dat eiseres dit heeft verklaard of hierover nader is bevraagd. De rechtbank oordeelt dat hier geen sprake is van een tegenstrijdigheid of ongerijmdheid.
Telefonische bedreigingen
6.3.
Ook heeft de minister aan eiseres tegengeworpen dat eiseres wisselend heeft verklaard over de (hoeveelheid) telefonische bedreigingen van Al-Shabaab aan eiseres en haar zus. In het vrije relaas heeft eiseres verklaard dat zij tweemaal [10] telefonisch is bedreigd en pas tijdens de nadere vragen van de hoormedewerker heeft eiseres verklaard dat het om één telefoontje ging en dat haar zus daarna nog is gebeld [11] . De minister stelt dat het hierbij gaat om verklaringen over een essentieel punt, omdat de bedreigingen mede ten grondslag liggen aan het vertrek uit Somalië, en dat er geen goede verklaring voor de gewijzigde verklaring is gegeven. De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens het gehoor direct heeft aangegeven dat zij maar één keer is gebeld en dat haar zus daarna is gebeld. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende uitleg is gegeven voor de wisselende verklaring of in ieder geval, dat deze niet dusdanig wezenlijk is dat deze aan eiseres kan worden tegengeworpen.
Het handelen na de moord op de zoon
6.4.
De minister acht het handelen van eiseres na de moord op haar zoon ongerijmd, omdat zij niet heeft getracht haar kinderen in veiligheid te brengen, terwijl zij na de rekrutering van haar oudste zoon wist wat de gevolgen konden zijn als eiseres zich zou verzetten. Dit verhoudt zich volgens de minister niet met het door eiseres geschetste directe gevaar dat uitging van de rekrutering.
6.5.
De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij niet direct is gevlucht met haar kinderen toen haar oudste zoon werd gerekruteerd en vermoord. Eiseres heeft verklaard dat haar andere twee zonen de Koranschool nog niet hadden afgerond en dat ze daarom dacht dat Al-Shabaab hen nog niet zou rekruteren. [12] Ook wist ze niet wat ze met het vee moest doen. [13] Deze verklaring/dit handelen is naar het oordeel van de rechtbank niet ongerijmd te achten. Eiseres was in de veronderstelling dat er geen sprake meer was van direct gevaar, waardoor zij niet meteen kon vluchten. Daarbij moet, zoals eiseres heeft gesteld, in aanmerking worden genomen dat eiseres weduwe is en van haar vee afhankelijk voor inkomsten.
Verklaringen over tweede rekrutering en vertrek
6.6.
Ook volgt de minister niet dat Al-Shabaab bij de rekrutering van de jongere zoon heeft geaccepteerd dat eiseres haar zoon pas de volgende dag zou brengen. Dit past niet bij het beeld dat eiseres heeft geschetst over de rekrutering van de oudste zoon. De minister acht het ook ongerijmd dat eiseres het land heeft verlaten zonder haar zoon mee te nemen, juist nu er een directe dreiging bestond voor deze zoon. Gezien de ernst van de gestelde dreiging mag van eiseres verwacht worden dat zij er alles aan zou doen om haar zoon in veiligheid te brengen.
6.7.
De rechtbank overweegt dat de minister aanneemt dat het niet voor de hand ligt dat als Al-Shabaab de oudste zoon heeft vermoord omdat hij weigerde mee te komen en vervolgens later voor de rekrutering de dorpsoudste stuurt. Daarnaast is het volgens de minister onaannemelijk dat Al-Shabaab ermee instemde dat de zoon niet meteen mee zou gaan, maar de volgende dag door eiseres zou worden gebracht.
6.8.
De rechtbank stelt vast dat de minister de verklaringen van eiseres onaannemelijk acht, omdat deze niet overeenkomen met het beeld en de eerdere handelswijze die eiseres van Al-Shabaab heeft geschetst. De minister heeft zich hierbij niet op andere (landen)informatie gebaseerd. Het is voor de rechtbank niet duidelijk waarom de minister geen waarde hecht aan een andere uitleg die eiseres heeft gegeven, namelijk dat Al-Shabaab met de moord op de oudste zoon een waarschuwing heeft gegeven en dat Al-Shabaab daardoor in de veronderstelling was dat eiseres wel zou gehoorzamen.
6.9.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het standpunt van de minister dat de problemen van eiseres met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn, onvoldoende gemotiveerd.
Vluchtelingschap en reëel risico op ernstige schade
7. Omdat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende gemotiveerd is dat de problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn, betekent dit ook dat de minister nader moet motiveren waarom eiseres niet als vluchteling kan worden aangemerkt (risicoprofiel van alleenstaande vrouw) en er geen reëel risico op ernstige schade is. De rechtbank legt dit hierna uit.
7.1.
Eiseres heeft in de zienswijze betoogd dat zij moet worden aangemerkt als alleenstaande vrouw. In het beroepschrift heeft zij herhaald dat zij weduwe is en dus geen echtgenoot heeft die haar kan steunen of beschermen en haar en haar kinderen financieel kan onderhouden. Tijdens de zitting heeft eiseres benadrukt dat zij eerder is verkracht en geen bescherming kon inroepen. Verder is Al-Shabaab volgens eiseres in heel Somalië actief.
7.2.
De rechtbank overweegt dat alleenstaande vrouwen voor Zuid- en Centraal-Somalië volgens het asielbeleid voor Somalië [14] als risicoprofiel worden aangemerkt. Aan een alleenstaande vrouw uit Somalië wordt in de regel een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 verleend. Bij de beoordeling of een vrouw in Somalië als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, wordt volgens het beleid in ieder geval in samenhang bezien of:
  • zij in Somalië geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft met wie zij kan gaan samenleven; en
  • er geen grootfamilie – tot de grootfamilie kunnen naast vader, moeder en kinderen ook grootouders, ooms, tantes, neven en nichten behoren – en eventueel een (plaatselijke) meerderheidsclan is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.
Verder is in het beleid toegelicht dat geen verblijfsvergunning asiel wordt verstrekt aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of, en hoe, zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in Somalië. [15]
7.3.
In gebieden in Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, is de mensenrechtensituatie zodanig dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Dit risico op ernstige schade wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is of het gebied controleert, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab wel de macht heeft of het gebied controleert.
7.4.
Volgens de minister heeft eiseres eerder niet te maken gehad met voortdurende mensenrechtenschendingen en heeft zij zich, ondanks het overlijden van haar echtgenoot, zelfstandig kunnen redden. Ook omdat haar zus nog in Somalië was, wordt eiseres niet gezien als alleenstaande vrouw. Omdat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende is gemotiveerd dat de problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn, kan de minister evenmin stellen dat eiseres niet te maken heeft gehad met voortdurende mensenrechtenschendingen.
7.5.
Daarbij komt dat eiseres afkomstig is uit [plaats]. Volgens de minister staat dat gebied niet onder controle van Al-Shabaab, maar uit de kaart op p. 22 van het AAB Somalië blijkt dat dit gebied op 28 februari 2025 als ‘mixed, unclear, and/or local control’ is aangemerkt. Het is de rechtbank ook op zitting niet duidelijk geworden of dit betekent dat het betreffende gebied al dan niet onder controle staat van Al-Shabaab. De minister moet dit nader motiveren.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De minister zal dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank ziet aanleiding om hier een termijn voor te stellen van acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Conclusie en gevolgen

9. Omdat het beroep gegrond is en vanwege de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.814,- waarbij voor de in aanmerking te brengen proceshandelingen van de gemachtigde van eiseres 1 punt wordt toegekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-. Verder wordt 1 punt toegekend voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Werkinstructie.
3.Zie ECLI:NL:RBDHA:2025:14846 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/) en ECLI:NL:RBDHA:2025:14853.
4.Verslag nader gehoor, p. 12.
5.Verslag nader gehoor, p. 12.
6.Verslag nader gehoor, p. 12.
7.Verslag nader gehoor, p. 12.
8.Verslag nader gehoor, p. 12.
9.Verslag nader gehoor, p. 12.
10.Verslag nader gehoor, p. 7.
11.Verslag nader gehoor, p. 19.
12.Verslag nader gehoor, p. 15 en 16.
13.Verslag nader gehoor, p. 16.
14.C7/30 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
15.C7/30.3.2.2 van de Vc 2000.