In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, drie minderjarige Somalische broers en zus, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvragen werden afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 14 april 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 18 november 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eisers stellen dat zij pleegkinderen zijn van hun oom, die in Nederland een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen. Hun biologische ouders zijn niet in staat om voor hen te zorgen, maar verweerder heeft de aanvragen afgewezen omdat eisers hun identiteit en de pleegsituatie niet aannemelijk hebben gemaakt. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht geen nader onderzoek heeft aangeboden, omdat de pleegsituatie onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de biologische moeder van eisers, die in Somalië woont, niet is aangetoond dat zij niet voor hen kan zorgen.
De rechtbank concludeert dat de pleegsituatie niet aannemelijk is gemaakt en dat verweerder terecht geen ambtshalve toets aan artikel 8 van het EVRM heeft uitgevoerd. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat zij niet zijn gehoord, aangezien de referent en zijn echtgenote wel zijn gehoord. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en zij krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.