In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had zich 12 dagen aan het toezicht van de autoriteiten onttrokken, waarna de minister besloot de termijn voor zijn overdracht aan Roemenië te verlengen op basis van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van onderduiken, ondanks dat eiser ten tijde van het verlengingsbesluit niet feitelijk kon worden overgedragen en er nog geen overdracht was ingepland. De rechtbank stelt vast dat eiser op 12 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij niet aanwezig was bij de kamercontrole op die datum. De minister heeft de verlenging van de overdrachtstermijn gerechtvaardigd door te stellen dat eiser op de hoogte was van zijn verplichtingen en doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten is gebleven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de verlenging van de overdrachtstermijn in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.