ECLI:NL:RBDHA:2025:11459

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
NL25.7165 en NL25.7166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraken over de verlenging van de overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening wegens onderduiken

Op 30 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL25.7165 en NL25.7166, waarin eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, in beroep gingen tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie. Deze besluiten betroffen de verlenging van de overdrachtstermijn naar Kroatië tot achttien maanden, omdat eisers zich doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten hadden geplaatst om hun overdracht te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht de overdrachtstermijn heeft verlengd, omdat eisers op het moment van de voorgenomen overdracht niet beschikbaar waren en niet hadden voldaan aan hun informatieplicht. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eisers op 26 januari 2024 aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel hebben ingediend, maar deze aanvragen zijn door de minister niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft de argumenten van eisers over onvoldoende informatie over hun verplichtingen en de overdrachtsdatum beoordeeld, maar geconcludeerd dat de minister aan zijn informatieplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eisers feitelijk buiten het bereik van de autoriteiten waren en dat de minister de overdrachtstermijn rechtsgeldig heeft verlengd. De beroepen zijn ongegrond verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.7165 en NL25.7166

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaken tussen

[eiser 1], v-nummer: [nummer 1] en

[eiser 2], v-nummer: [nummer 2],
eisers
(gemachtigde: mr. H.M. Schurink-Smit)
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op de beroepen van eisers gaat over de besluiten van de minister tot verlenging van de termijn voor de overdracht naar Kroatië tot achttien maanden wegens onderduiken. Eisers zijn het niet eens met dit besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister terecht de overdrachtstermijn tot achttien maanden wegens onderduiken heeft verlengd, omdat eisers zich op het moment van de overdracht doelbewust buiten het bereik hebben geplaatst van de autoriteiten teneinde hun overdracht te voorkomen, dan wel te bemoeilijken.
Leeswijzer
1.2.
De rechtbank zet hierna eerst het procesverloop (2) uiteen en het juridische kader (3). Daarna gaat de rechtbank in op de vraag of eisers voldoende zijn geïnformeerd over de op hen rustende verplichtingen (4). Onder 5 beoordeelt de rechtbank of zij het standpunt van de minister kan volgen dat eisers op het moment van de voorgenomen overdracht doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten zijn gebleven. Vervolgens behandelt de rechtbank onder 6 de vraag of de minister de bevoegdheid heeft in het geval van onderduiken om op elk moment van de overdrachtstermijn deze met achttien maanden te verlengen. Tot slot geeft de rechtbank een conclusie (7).

Procesverloop

2. Eisers hebben op 26 januari 2024 aanvragen ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft deze aanvragen bij besluiten van 28 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië hiervoor op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is. Deze besluiten staan met de uitspraken van 11 december 2024 in rechte vast. [1]
2.1.
Op 6 februari 2025 stond voor eisers in het kader van hun overdracht aan Kroatië een vlucht gepland. Eisers hebben zich niet voor de overdracht gemeld. Daarom is de overdracht geannuleerd. De Kroatische autoriteiten zijn hiervan op dezelfde dag op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft de minister de Kroatische autoriteiten op 10 februari 2025 meegedeeld dat hij de termijn voor de overdracht tot 18 maanden heeft verlengd wegens onderduiken van eisers. Hiervan zijn eisers met de bestreden besluiten van 10 februari 2025 in kennis gesteld.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen tegen deze besluiten op 14 maart 2025 op een enkelvoudige zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en mr. J.HA. van Eijk, de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op die zitting gesloten. Op 24 maart 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en het beroep voor nadere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
2.3.
De minister heeft op 28 februari 2025 en op 14 april 2025 een verweerschrift ingediend.
2.4.
Op 30 april 2025 heeft de rechtbank partijen vragen gesteld. De minister heeft deze vragen op 9 mei 2025 beantwoord en een aantal stukken aan het digitaal dossier toegevoegd. Eisers hebben geen reactie toegezonden.
2.5.
De zitting van de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 20 mei 2025. Hieraan hebben eisers, hun gemachtigde en de gemachtigde van de minister deelgenomen. Het onderzoek is aan het eind van de zitting geschorst om de minister in de gelegenheid te stellen een door hem op de zitting genoemde uitspraak in het digitaal dossier op te nemen. Dat is dezelfde dag gebeurd. Hierop hebben eisers op 27 mei 2025 gereageerd. Vervolgens hebben partijen toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is het juridische kader?
3. In artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening is bepaald dat de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om de betrokkene over te nemen of terug te nemen, komt te vervallen, en de verantwoordelijkheid overgaat op de verzoekende lidstaat, indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden. Indien de overdracht wegens onderduiken van de betrokkene niet kon worden uitgevoerd, kan deze termijn tot maximaal 18 maanden worden verlengd.
3.1.
In het arrest Jawo [2] heeft het Hof van Justitie het begrip ‘onderduiken’, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, uitgelegd. Van onderduiken is sprake, aldus het Hof, wanneer de asielzoeker doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht om deze overdracht te voorkomen. Dat is het geval wanneer die overdracht niet kan worden uitgevoerd, omdat de verzoeker de hem toegekende woonplaats heeft verlaten zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, op voorwaarde dat hij werd geïnformeerd over zijn verplichtingen.
3.2.
In paragraaf C1/2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) [3] is uiteengezet dat het belangrijk is dat de vreemdeling in kennis wordt gesteld van zijn verplichting om mee te werken aan de overdracht. Ook moet hij geïnformeerd worden over de gevolgen van het niet meewerken hieraan. De minister neemt in ieder geval aan dat de vreemdeling zich aan de uitvoering van de overdracht heeft onttrokken en daarmee onderduikt als hij op de hoogte was van zijn verplichtingen en vervolgens (tijdelijk) buiten bereik van de autoriteiten is. De minister verlengt de uiterste overdrachtsdatum niet als sprake is geweest van verschoonbare feiten en omstandigheden of als de vreemdeling niet is ingelicht over de verplichtingen die dienaangaande op hem rusten. [4]
Is voldaan aan de informatieplicht?
4. Eisers betogen dat de minister de overdrachtstermijn niet rechtsgeldig heeft verlengd, omdat geen sprake was van onderduiken in de zin van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. Daartoe voeren eisers aan dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd over de overdracht. De e-mail die daarover is gestuurd hebben zij niet gelezen en de post heeft hen niet bereikt. Daarom kan ook niet gezegd worden dat eisers doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten zijn gebleven.
4.1.
De rechtbank stelt op grond van het arrest Jawo en het hiervoor weergegeven beleid vast dat de Dublinclaimant over meerdere punten moet worden geïnformeerd. Allereerst moet een vreemdeling worden gewezen op de voor hem in de opvang geldende verplichtingen. Daarnaast moet de vreemdeling geïnformeerd worden op de verplichting om medewerking te verlenen aan de overdracht en de gevolgen van het niet verlenen van medewerking aan de overdracht aan de andere lidstaat. In dit verband is het dus van belang dat de betrokkene weet wanneer de overdracht zal plaatsvinden, dus daarover moet hij ook geïnformeerd worden.
4.2.
De minister heeft naar aanleiding van vragen van de rechtbank in zijn brief van
9 mei 2025 nader toegelicht op welke wijze invulling wordt gegeven aan deze informatieplicht. Hij heeft allereerst toegelicht dat het verblijf in een opvanglocatie meebrengt dat structureel verblijf elders in beginsel niet is toegestaan. De vreemdeling moet dus gebruikmaken van het toegewezen bed en heeft de plicht een adreswijziging door te geven bij een structureel verblijf elders. Het COa beoordeelt met de ‘COA inhuisregistratie’, een wekelijkse meldplicht, of de vreemdeling nog op de opvanglocatie verblijft. Over beide verplichtingen wordt, aldus de minister, de vreemdeling geïnformeerd. De verplichting om een adreswijziging door te geven is daarnaast vermeld op het aanvraagformulier (model M35-H). De meldplicht staat ook in de COA-huisregels. Beide verplichtingen staan ook genoemd in de ‘verklaring rechten en plichten’ die elke vreemdeling dient te ondertekenen. Verder informeert het COa de vreemdeling tijdens het ‘rechten- en plichtengesprek’ over deze verplichtingen. Tot slot staan deze verplichtingen vermeld op de website [website]. [5]
Wat betreft de verplichting om mee te werken aan een overdracht en de gevolgen van het niet verlenen van medewerking aan die overdracht heeft de minister toegelicht dat een regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) de vreemdeling hierover informeert. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de overdrachtsdatum wordt de vreemdeling tijdens een vertrekgesprek geïnformeerd over de geplande overdracht. De vreemdeling ontvangt tijdens dit gesprek een schriftelijke bevestiging met zijn vlucht- en overdrachtsgegevens. Ook wordt een gemachtigde bij een gecontroleerde overdracht, uiterlijk 36 uur voor vertrek, geïnformeerd over de uiteindelijke vlucht- en overdrachtsgegevens van de vreemdeling. Dit is, aldus de minister, vastgelegd in een procesprotocol van DT&V.
4.3.
Eisers hebben niet betwist dat zij op de hoogte waren of hadden kunnen zijn van de verplichting om zich wekelijks te melden en de verplichting een adreswijziging door te geven bij structureel verblijf elders. Dit blijkt ook uit het door eisers ondertekende formulier M35-H en de ‘verklaring rechten en plichten’. Verder is ook niet in geschil dat eisers op
12 juli 2024 en 16 januari 2025 [6] tijdens vertrekgesprekken geïnformeerd zijn over hun verplichtingen om medewerking te verlenen aan de overdracht, de wijze waarop zij medewerking moeten verlenen en de gevolgen van het niet verlenen van medewerking aan de overdracht aan de andere lidstaat. Eisers betwisten echter dat zij voldoende zijn geïnformeerd over de concrete overdrachtsdatum, waardoor niet kan worden gesteld dat zij doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten zijn gebleven. De rechtbank zal hierna nagaan of de minister dit deel van de informatieplicht heeft geschonden.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat eisers in de vertrekgesprekken in algemene zin zijn geïnformeerd hoe zij zich bij een overdracht beschikbaar dienen te houden voor de autoriteiten. Weliswaar zijn eisers niet tijdens het vertrekgesprek geïnformeerd over de overdrachtsdatum. Zij zijn hiervan wel op andere manieren op de hoogte gesteld. Op 22 januari 2025 zijn eisers per e-mail [7] en op 28 januari 2025 per post door DT&V geïnformeerd over de vluchtgegevens (6 februari 2025, om 12.45 uur) en het feit dat zij zich daarvoor beschikbaar dienden te houden. Dat eisers hun mail niet hebben gelezen en de post niet hebben kunnen ophalen, zoals zij stellen, komt voor hun rekening. Daarbij acht de rechtbank, gelet op het tijdsverloop tussen deze berichten en de overdrachtsdatum, het niet goed voorstelbaar dat eisers deze berichtgeving gemist zou hebben. Daarnaast is de gemachtigde van eisers op 22 januari 2025, gelijktijdig met hetzelfde bericht aan eisers, per mail op de hoogte gesteld van de voorgenomen overdracht. Zij had dus, zoals ook is verzocht in de e-mail, deze overdracht met eisers kunnen bespreken. Uit het zogeheten ‘Standaardformulier Tijdelijk Buiten Bereik Autoriteiten in de zin van de Dublinverordening ter verlenging van de Uiterste Overdrachtsdatum’ (TBBA-formulier) volgt verder, en dat is ook niet betwist, dat op de dag voor de overdracht nog geprobeerd is om telefonisch contact te krijgen met eisers, maar zij waren niet bereikbaar per telefoon, althans was via de telefoon geen communicatie mogelijk. De minister kan daarom niet worden verweten onvoldoende in het werk gesteld te hebben om eisers in kennis te stellen van de datum en het tijdstip van overdracht. Hij heeft dus voldaan aan zijn informatieplicht.
Waren eisers feitelijk buiten het bereik van autoriteiten?
5. De minister heeft in het TBBA-formulier en het verweerschrift van 28 februari 2025 uiteengezet op welke wijze eisers buiten het bereik van de autoriteiten zijn geweest.
Hij heeft in de eerste plaats, onder verwijzing naar de e-mail van 22 januari 2025 aan eisers en hun gemachtigde, uiteengezet dat eisers geïnformeerd zijn op welke wijze zij binnen het bereik van de autoriteiten moesten blijven. In deze email staat: “
Van uw cliënten wordt verwacht dat zij in beeld blijven van DT&V en COA en dat zij op de dag voor de overdracht en op de dag van de overdracht op hun kamers op NO [plaats] blijven. Uw cliënten worden laat in de middag of vroeg in de avond vóór de geplande overdracht aan het Dublinland door een medewerker van COA (Wonen) op hun kamer geïnformeerd over de ophaaltijd door DV&O en aan hen wordt daarom gevraagd om zich de avond voor de overdracht op hun kamer beschikbaar te houden voor de genoemde informatie zodat uw cliënten tijdig kennis hebben van de ophaaltijd en daarop hun wekker kunnen afstemmen en zodoende tijdig gereed kunnen staan met hun bagage bij de receptie. Omdat de overdracht op de volgende dag plaatsvindt, wordt van hen verwacht dat zij in de nacht van 05-02-2025 op 06-02-2025 op hun kamer overnachten omdat zij in de vroege ochtend zullen worden opgehaald voor vervoer met DV&O naar Schiphol. Aan uw cliënten wordt verzocht om de avond vóór en de nacht richting de overdracht telefonisch bereikbaar te zijn en te blijven voor COA/DT&V voor het kunnen delen van mogelijk nadere informatie mochten er wijzigingen optreden in het DV&O-vervoersplan. Als de medewerker van COA (Wonen) hen niet tijdig heeft benaderd, dan kunnen zij zich wenden tot een medewerker van de receptie of tot ondergetekende.
In het TBBA-formulier staat dat het COa op 5 februari 2025, zowel in de middag als de avond, tevergeefs heeft geprobeerd om eisers te informeren over de ophaaltijd van de taxi van DT&V. Zowel in de middag als de avond waren eisers niet aanwezig op hun kamer. In de avond is bovendien geconstateerd dat geen koffers klaarstonden. Ook zijn eisers tevergeefs gebeld. Eisers hebben ook niet teruggebeld. Ook zijn zij niet zelf naar het COa gekomen.
Eisers zijn voorts niet verschenen op de bedoelde ophaaltijd voor de overdracht. Ook waren zij op het moment van de overdracht niet op hun kamer. Eisers waren ook niet ergens anders op het COa-terrein aanwezig. Zij hebben de nationale autoriteiten op geen enkel moment op de hoogte gesteld van hun afwezigheid of verblijfplaats.
5.1.
Eisers hebben deze gang van zaken niet betwist. Daarom is voldaan aan de voorwaarde dat zij feitelijk buiten het bereik waren van de autoriteiten. Voor zover eisers stellen dat zij niet de bedoeling hadden zich aan een overdracht te onttrekken, kan dat niet tot een ander oordeel leiden. De minister hoeft geen bewijs te leveren van de bedoeling van de betrokken vreemdeling. Zoals volgt uit het arrest Jawo [8] mogen namelijk niet dusdanige eisen aan het bewijs van het onderduiken van een vreemdeling worden gesteld dat de doeltreffende werking van het Dublin-systeem en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan worden doorkruist. In het geval een vreemdeling, nadat hij afdoende op zijn verplichtingen is gewezen, de hem toegewezen woonplaats heeft verlaten, zonder de bevoegde nationale autoriteiten van zijn afwezigheid op de hoogte te brengen, mogen de autoriteiten ervan uitgaan dat hij de bedoeling had zich te onttrekken, zonder dat de betreffende lidstaat deze bedoeling hoeft te bewijzen. [9] De rechtbank merkt tot slot op dat eisers hun beroepsgrond, namelijk dat zij ten tijde van de overdracht niet met onbekende bestemming (MOB) waren vertrokken, zodat geen sprake is van onderduiken, hebben ingetrokken.
5.2.
Gelet op het voorgaande waren er voldoende redenen om ervan uit te gaan dat eisers ondergedoken waren, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er geldige redenen waren voor hun afwezigheid en dat zij niet de bedoeling hadden zich te onttrekken aan de autoriteiten om de overdracht te voorkomen.
Mocht de minister in een vroegtijdig stadium de overdrachtstermijn verlengen wegens onderduiken?
6. Eisers betogen dat de minister de overdrachtstermijn niet rechtsgeldig heeft verlengd. Op het moment dat vastgesteld werd dat eisers zich onttrokken aan hun overdracht waren nog maar twee maanden van de overdrachtstermijn van zes maanden verstreken. Eisers voeren aan dat een overdrachtstermijn pas kan worden verlengd wanneer deze bijna afloopt.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De overdrachtstermijn kan volgens artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening worden verlengd tot maximaal 18 maanden indien de overdracht wegens het onderduiken van de vreemdeling niet kan worden uitgevoerd. De rechtbank leidt hieruit af dat slechts van belang is dat de vreemdeling is ondergedoken en een relatie bestaat tussen dat onderduiken en het niet kunnen uitvoeren van de overdracht. Wanneer deze situatie zich voordoet kort na aanvang van de overdrachtstermijn is in theorie nog tijd aanwezig, zodra de vreemdeling weer beschikbaar is, om hem binnen de overdrachtstermijn van zes maanden alsnog over te dragen. Zelfs in dat geval is voldaan aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening, en kan de termijn worden verlengd.
Een andere uitleg zou ook de doeltreffende werking van het Dublin-systeem ondermijnen. Het zou immers tot gevolg kunnen hebben dat vreemdelingen zich zonder risico op verlenging van de overdrachtstermijn kunnen onttrekken aan de overdracht als er nog voldoende tijd is om een nieuwe poging te ondernemen. Lidstaten kunnen hierdoor worden ontmoedigd om zo spoedig mogelijk over te gaan tot overdracht van de betrokkene. Het uitgangspunt van de Dublinverordening, onder meer neergelegd in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, is echter juist dat een vreemdeling dient te worden overgedragen zodra dat praktisch mogelijk is, zodat snel kan worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag. [10]

Conclusies en gevolgen

7. Uit het voorgaande volgt dat de minister de overdrachtstermijn met toepassing van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening heeft mogen verlengen, zodat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eisers niet op Nederland is overgegaan. De beroepen zijn daarom ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, voorzitter, en mr. M. van Harten en mr. B. Koopman, rechters, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zaaknummers NL24.26982 en NL24.26984.
2.19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
3.Zie ook de uitwerking van het arrest Jawo in WBV 2020/22.
4.Zie verder ook IND Informatiebericht 2023/29.
5.[website]
6.Deze verslagen heeft de minister naar aanleiding van vragen van de rechtbank alsnog in het dossier geplaatst.
7.Dit betreft het tijdens het vertrekgesprek van 12 juli 2024 door eisers opgegeven e-mailadres.
8.Punt 57 en 61.
9.Punt 62.
10.5 augustus 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ5193, onder 2.1.3.