ECLI:NL:RBDHA:2025:16017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst door Turkse onderdaan
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 augustus 2025, wordt het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid in loondienst beoordeeld. Eiser had op 9 oktober 2024 zijn aanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 28 november 2024, omdat hij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Na bezwaar bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot het beroep van eiser.
De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De kern van de zaak betreft de vraag of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen is besproken. In een uitspraak van 1 november 2024 werd een vergelijkbaar beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de gronden van eiser identiek zijn aan die in eerdere procedures, en komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning blijft in stand, en de minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden.