ECLI:NL:RBDHA:2025:16017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.26018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid in loondienst door Turkse onderdaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 27 augustus 2025, wordt het beroep van eiser, een Turkse onderdaan, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid in loondienst beoordeeld. Eiser had op 9 oktober 2024 zijn aanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 28 november 2024, omdat hij niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Na bezwaar bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot het beroep van eiser.

De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De kern van de zaak betreft de vraag of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met het Turks associatierecht. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van dezelfde rechtbank, waarin het mvv-vereiste als afwijzingsgrond voor Turkse onderdanen is besproken. In een uitspraak van 1 november 2024 werd een vergelijkbaar beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat de gronden van eiser identiek zijn aan die in eerdere procedures, en komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning blijft in stand, en de minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26018

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid in loondienst.
1.1.
Eiser heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft op 9 oktober 2024 de aanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 28 november 2024 afgewezen omdat eiser niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij niet van het mvv-vereiste wordt vrijgesteld. Met het bestreden besluit van 11 juni 2025 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze procedure gaat het om de vraag of de minister het mvv-vereiste kan tegenwerpen aan eiser, een Turks onderdaan die een aanvraag voor arbeid als zelfstandige heeft ingediend. Volgens eiser is dat in strijd met het Turks associatierecht.
2.1.
De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft in een uitspraak van 1 november 2024 een beroep tegen het toepassen van het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond bij Turkse onderdanen ongegrond verklaard. [2]
2.2.
Eiser heeft in zijn beroepschrift toegelicht waarom hij het niet eens is met die uitspraak en waarom het tegenwerpen van het zelfstandige mvv-vereiste volgens hem niet is toegestaan.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat deze beroepsgronden overeenkomen met de gronden die de gemachtigde van eiser in andere procedures naar voren heeft gebracht. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft die gronden besproken in een uitspraak van 9 april 2025 waarin is geoordeeld dat er geen aanleiding is om af te wijken van de uitspraak van 9 april 2025. [3] Aangezien de gronden van eiser identiek zijn, komt de rechtbank onder verwijzing naar die uitspraak van 9 april 2025 tot het oordeel dat eisers beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 1 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18071.
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 9 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5861.