ECLI:NL:RBDHA:2025:1580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL24.52230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, beoordeeld. Eiser, van Ugandese nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 14 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een bijzonder kwetsbaar persoon is, zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. Eiser heeft psychische klachten, maar de rechtbank concludeert dat hij niet behoort tot een kwetsbare groep die extra bescherming behoeft. De rechtbank wijst erop dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken, en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die de overdracht aan Spanje onevenredig hard maken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en bekendgemaakt op 29 januari 2025. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52230
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.F. Kiers),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit om zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Eiser stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1984. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T. Buuka als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening (Dvo). Op grond van de Dvo neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Bijzondere kwetsbaarheid Tarakhel
5. Eiser stelt dat hij vanwege zijn psychische klachten bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Tarakhel. Hiertoe voert eiser aan dat hij een posttraumatische- stressstoornis (PTSS) heeft en dat hier door de minister rekening mee moet worden gehouden. Eiser verwijst hiervoor naar een brief van 6 december 2024 van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) aan zijn huisarts en een uitnodiging van de GGZ van 30 december 2024 voor een afspraak op 14 januari 2025. Uit deze brieven blijkt dat eiser met zowel medische, als psychische klachten kampt en hiervoor al drie maanden onder behandeling staat. De minister dient te inventariseren of er rekening moet worden gehouden met de opvang voor eiser na overdracht, door speciale garanties te vragen. Voor eiser zijn gemoedstoestand is het belangrijk dat hij een kamer voor zichzelf op de begane grond krijgt en directe toegang tot medische voorzieningen krijgt.
6. De rechtbank overweegt het volgende. In het arrest Tarakhel heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) overwogen dat de verzoekende lidstaat voor bijzonder kwetsbare personen voorafgaand aan de overdracht aanvullende garanties moet vragen aan de ontvangende lidstaat, indien de vreemdeling aantoont dat hij zonder die garanties geen toereikende zorg- en opvangbehoeften zal kunnen krijgen.2 In dit arrest ging het om een echtpaar met zes jonge kinderen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 december 20153 volgt dat het arrest Tarakhel ook van toepassing kan zijn op andere bijzonder kwetsbare personen indien aannemelijk is gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij het geslacht, de leeftijd en de gezondheidstoestand van de vreemdelingen ook van belang kunnen zijn. De bewijslast dat er sprake is van de betreffende bijzondere kwetsbaarheid ligt bij de vreemdeling.4
7. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een bijzonder kwetsbaar persoon is zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. Eiser is – anders dan in het arrest Tarakhel – een alleenstaande man en zijn situatie is dan ook niet te vergelijken met de situatie in het arrest Tarakhel. Ook met de door eiser overgelegde stukken en zijn eigen verklaringen over zijn medische/psychische klachten is niet aannemelijk gemaakt dat eiser behoort tot een potentieel bijzondere kwetsbare groep of dat eiser individueel bijzonder kwetsbaar is en dat hij zonder aanvullende garanties geen afdoende zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen in Spanje. Uit de door eiser overlegde medische stukken blijkt dat hij medische/ psychische klachten heeft maar niet dat sprake is van een lopende specialistische behandeling, die aanvullende garanties vergt. Uit de brief van 6 december 2024 van de GGZ aan de huisarts blijkt dat sprake is geweest van een intakegesprek en uit de brief van 30 december 2024 blijkt dat eiser een uitnodiging heeft gehad voor een gesprek met de GGZ. Enige inhoudelijke medische stukken van een behandelaar ontbreken. Het patiëntendossier van de huisarts maakt dit niet anders. Daarbij komt dat eiser geen toelichting en onderbouwing heeft gegeven over de garanties die volgens hem gevraagd zouden moeten worden. De enkele wens van eiser voor een kamer op de begane grond is hiervoor onvoldoende. Daarbij
2 Arrest van het EHRM van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12,
ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
komt verder dat de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Mocht eiser toch problemen ervaren, dan ligt het op de weg van eiser om daarover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen of dat klagen bij voorbaat geen zin heeft. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
8. Eiser stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo aan zich te trekken. Hiertoe voert eiser aan dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden. Eiser is homoseksueel, heeft een trauma opgelopen en heeft psychische klachten. Eiser zijn trauma en psychische klachten vloeien voort uit verkrachting. Eiser staat onder behandeling bij de GGZ. Het is dan ook belangrijk voor eiser om inzicht te krijgen hoe de autoriteiten in Spanje en de bevolking zal reageren op eiser zijn asielverzoek en het feit dat hij homoseksueel is.
9. De rechtbank overweegt als volgt. In paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat dat de minister terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo, ook al is Nederland op grond van de in de Dvo neergelegde criteria daartoe niet verplicht. Verder staat er dat de minister deze bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming onverplicht aan zich te trekken in ieder geval gebruikt in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de minister heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de minister terughoudend.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken omdat er geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard is. De minister heeft de seksuele geaardheid en psychische gemoedstoestand van eiser voldoende meegewogen en heeft voldoende gemotiveerd waarom dat geen aanleiding is om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo. De minister heeft er daartoe op gewezen dat eiser niet onder behandeling van een medisch specialist staat, dat uit het patiëntendossier blijkt dat eiser niet psychotisch is, maar een rustige en adequate houding heeft en dat niet medisch is onderbouwd dat sprake is van PTSS. Daarbij komt dat de minister op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er in beginsel op mag vertrouwen dat de Spaanse autoriteiten haar internationale verplichtingen zal nakomen en eiser indien nodig afdoende medische zorg zal krijgen. Daarbij komt verder dat Spanje – als eiser daar toestemming voor geeft – worden ingelicht over eventuele bijzondere medische behoeften, verzorging of behandeling. Zoals hierboven al is overwogen, is het aan eiser om bij voorkomende problemen te klagen bij de Spaanse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.