ECLI:NL:RBDHA:2025:1580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, beoordeeld. Eiser, van Ugandese nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 14 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een bijzonder kwetsbaar persoon is, zoals bedoeld in het arrest Tarakhel. Eiser heeft psychische klachten, maar de rechtbank concludeert dat hij niet behoort tot een kwetsbare groep die extra bescherming behoeft. De rechtbank wijst erop dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken, en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die de overdracht aan Spanje onevenredig hard maken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en bekendgemaakt op 29 januari 2025. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.