Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn moeder in het kader van nareis en voor zijn broers en zussen in het kader van gezinshereniging, gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiser had de aanvraag op 16 mei 2024 ingediend, en de minister had tot 14 november 2024 de tijd om te beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser de minister op 20 januari 2025 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 12 februari 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen, en heeft de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 453,50 en het griffierecht van € 194.
De uitspraak is gedaan op 21 augustus 2025 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier P. Lukanika, en is openbaar gemaakt. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.