ECLI:NL:RBDHA:2025:1551
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf (MVV) en beoordeling van feitelijke gezinsbanden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (MVV) beoordeeld. De aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 12 mei 2023, en het bezwaar van eiser werd op 11 oktober 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft het beroep behandeld in aanwezigheid van de gemachtigde van eiser, de referente, en een tolk. De rechter heeft het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank stelt vast dat het beleid van verweerder, dat herstel van een verbroken feitelijke gezinsband in nareiszaken niet wordt geaccepteerd, in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank concludeert dat de motivering van verweerder ondeugdelijk is, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referente verbroken is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak van de hoogste bestuursrechter in acht moet worden genomen.
De rechtbank oordeelt verder dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, omdat er een reguliere procedure bestaat voor de aanvraag van eiser. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.