ECLI:NL:RBDHA:2025:15022
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verlengingsbesluit overdrachtstermijn Dublin
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn aan Duitsland. De minister heeft met het bestreden besluit van 16 juni 2025 de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening tot achttien maanden verlengd. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
De rechtbank beoordeelt of de minister de overdrachtstermijn op goede gronden heeft kunnen verlengen. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het besluit in stand blijft. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij de onderhavige procedure. De minister heeft een brief aan de Duitse autoriteiten overgelegd waaruit is gebleken dat eiser op 16 juni 2025 niet op de overdracht is verschenen en een brief aan de Duitse autoriteiten van dezelfde datum dat de overdrachtstermijn is verlengd omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank is van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 5 augustus 2025 aangegeven dat zij nog contact heeft met eiser. Aangezien de gemachtigde met eiser contact heeft over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt, oordeelt de rechtbank dat ervan uitgegaan moet worden dat de behandeling van het beroep voor eiser van feitelijke betekenis is. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft aangenomen dat eiser op 16 juni 2025 is ondergedoken. Uit het dossier blijkt dat op verschillende momenten met eiser is gesproken over de overdracht en dat eiser de dag voor de overdracht op de hoogte is gebracht van de overdracht op 16 juni 2025 en de ophaaltijd. Eiser is niet verschenen op die geplande overdracht op 16 juni 2025. De beroepsgrond slaagt niet. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de minister de overdrachtstermijn op goede gronden heeft verlengd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.