In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, zijn de beroepen van twee eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen behandeld. De rechtbank had eerder, in augustus 2024, de minister van Asiel en Migratie een beslistermijn van tien weken opgelegd, maar deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De eisers, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, hebben op 14 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat de eisers recht hebben op een beslissing binnen een redelijke termijn.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de asielaanvragen moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers, die gezamenlijk € 453,50 bedragen, voor rekening van de minister gesteld. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig besluiten te nemen, vooral in asielzaken, waar de rechten van de betrokkenen op het spel staan.