Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Rasul, tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, waarbij de rechtbank op 25 juli 2024 de minister een beslistermijn had opgelegd die op 19 oktober 2024 verliep. De minister had echter geen besluit genomen, waardoor eiseres opnieuw beroep instelde op 13 januari 2025. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en besloot zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat de minister in gebreke was gebleven. De rechtbank legde de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalde dat de minister binnen vier weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag moest nemen. Tevens werden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 453,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.