ECLI:NL:RBDHA:2025:14858
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering tot compensatie van private schulden in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de minister van Financiën om een private schuld van eiser bij zijn zus te compenseren, beoordeeld. Eiser, die als gedupeerde ouder is aangemerkt in de toeslagenaffaire, had verzocht om compensatie van een schuld van € 23.860. De Dienst Toeslagen weigerde deze compensatie met het argument dat de schuld niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), omdat het een informele schuld betrof die niet was vastgelegd in een notariële akte of rechterlijke uitspraak voor 1 juni 2021.
De rechtbank oordeelt dat de schuld van eiser inderdaad als een informele schuld moet worden aangemerkt, aangezien deze niet voldoet aan de vereisten van de Wht. Eiser voerde aan dat de schuld bij Nationale Nederlanden op zijn naam stond en dat de eisen van de Wht onredelijk waren. De rechtbank concludeert echter dat de wetgever bewust de eis van een notariële akte heeft gesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in schrijnende omstandigheden verkeert die samenhangen met de weigering van de compensatie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de strikte eisen die de Wht stelt aan de compensatie van private schulden en de rol van de rechter in het handhaven van deze wettelijke bepalingen.