ECLI:NL:RBDHA:2025:14629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
NL24.5604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM met betrekking tot beschermenswaardig familieleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1938, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikt en er volgens de minister geen beschermenswaardig familieleven bestaat tussen eiseres en haar kinderen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 3 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank concludeert dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de verblijfsaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5604

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] ’ afgewezen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL22.27000).
Bij besluit van 2 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Daarnaast zijn ter zitting verschenen [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1938 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij is de moeder van [naam referent] (referent). Naast referent heeft eiseres nog vier kinderen in Nederland wonen. Ook heeft zij hier kleinkinderen. Eiseres en haar inmiddels overleden man hebben tussen 1978 en 1993 rechtmatig in Nederland verbleven. Zij zijn in het jaar 1993 samen teruggekeerd naar Marokko. Op [overlijdensdatum] is de man van eiseres overleden. Op 15 oktober 2021 is eiseres weer naar Nederland gekomen.
2. Op 14 februari 2022 heeft eiseres de hier aan de orde zijnde aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referent’ ingediend.
Bestreden besluit
3. Het bestreden besluit, waarbij de afwijzing van de aanvraag in het primaire besluit is gehandhaafd, houdt – samengevat weergegeven – het volgende in. Eiseres beschikt niet over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Uit het advies van 14 april 2023 van het Bureau Medische Advisering (BMA) volgt onder meer dat eiseres onder voorwaarden in staat wordt geacht om te reizen, maar ook dat er bij het uitblijven van de medisch noodzakelijke behandeling(en) een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Eiseres wordt daarom vrijgesteld van het mvv-vereiste. Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat het niet toestaan van verblijf aan eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit komt doordat er tussen eiseres en haar (klein)kinderen geen beschermenswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM bestaat. Niet is gebleken namelijk dat er tussen eiseres en haar kinderen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Daarnaast is evenmin gebleken van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen. De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM tussen het belang van eiseres en haar (klein)kinderen om hun familieleven in Nederland te kunnen uitoefenen en het Nederlands algemeen belang om geen verblijf aan eiseres toe te staan, valt in het nadeel van eiseres uit. Verweerder neemt aan dat eiseres privéleven heeft in Nederland vanwege haar eerdere rechtmatig verblijf hier. De belangenafweging die met het oog hierop is gemaakt, valt echter in het nadeel van eiseres uit.
Beoordeling van de beroepsgronden
Beschermenswaardig familieleven
4. Eiseres betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig familieleven tussen eiseres en haar kinderen. Volgens eiseres heeft zij wel aannemelijk gemaakt dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een aanvraagsituatie. Dit betekent dat het in beginsel aan eiseres is om aannemelijk te maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning. Meer specifiek betekent dit dat het in eerste instantie aan eiseres is om feiten en omstandigheden naar voren te brengen, en die te onderbouwen, die aanleiding geven voor het oordeel dat er beschermenswaardig familieleven bestaat in de zin van artikel 8 van het EVRM.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), die is gebaseerd op de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, bijvoorbeeld de uitspraken van 4 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1003) en 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1188), volgt dat familieleven tussen meerderjarige kinderen (niet zijnde jongvolwassenen) en hun ouders beschermenswaardig in de zin van artikel 8 van het EVRM is als er tussen hen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen (ook wel: ‘more than the normal emotional ties’). Bij deze beoordeling zijn factoren als samenwoning, financiële afhankelijkheid, emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van (een van) de betrokkenen en de banden met het land van herkomst van belang. Deze factoren moeten in onderling verband en samenhang worden bezien. Verweerder mag bij de beoordeling zwaarwegend, maar niet doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven.
4.3.
Met betrekking tot de factor samenwoning heeft verweerder in aanmerking kunnen nemen dat hoewel eiseres sinds 15 oktober 2021 afwisselend bij al haar kinderen verblijft, zij voor haar komst naar Nederland gedurende ongeveer 28 jaren in Marokko heeft gewoond, gescheiden van referent en haar andere kinderen. De stelling dat eiseres haar kinderen in die periode wel regelmatig heeft bezocht, is niet onderbouwd.
4.4.
Ten aanzien van de gezondheidstoestand van eiseres heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet gebleken is dat eiseres mantelzorg nodig heeft. De rechtbank volgt verweerder hierin. Hoewel eiseres een hoge leeftijd heeft bereikt en uit de schriftelijke verklaringen van de familieleden, het dagverhaal over een periode van twee weken in september 2022 en de verklaringen die zijn afgelegd op de hoorzitting in bezwaar en ter zitting bij de rechtbank, naar voren komt dat de kinderen van eiseres haar helpen en bijstaan bij het verrichten van dagelijkse bezigheden en bij het innemen van medicijnen, is de gestelde noodzaak van mantelzorg niet aannemelijk geworden. Verweerder heeft daarbij veel gewicht kunnen toekennen aan de omstandigheid dat uit het BMA-advies niet volgt dat eiseres mantelzorg nodig heeft. Verweerder heeft wel aangenomen dat eiseres medische klachten heeft – waaronder klachten naar aanleiding van een doorgemaakt hartinfarct – , maar heeft terecht in aanmerking genomen dat uit het advies van het BMA blijkt dat de voor eiseres medisch noodzakelijke zorg in Marokko aanwezig is. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde medische zorg feitelijk niet toegankelijk is voor haar. Eiseres heeft in dit kader gewezen op de reisafstand van haar woning tot de door het BMA aangehaalde zorginstelling en apotheken – 378 kilometer – en gesteld dat zij deze afstand niet, althans niet zonder hulp, kan afleggen. Bovendien is zij analfabeet en spreekt zij enkel Berbers, wat na het overlijden van haar echtgenoot ook een belemmering vormt voor het verkrijgen van medische zorg in Marokko. Verweerder stelt hierover echter terecht dat het BMA slechts voorbeelden heeft genoemd van een zorginstelling en twee apotheken in Marokko die de benodigde zorg kunnen bieden. Niet gebleken is dat de benodigde behandeling en medicatie niet ook dichterbij de woonplaats van eiseres verkregen kunnen worden. Dat eiseres analfabeet is en enkel Berbers spreekt en dat deze zaken een belemmering vormen voor het verkrijgen van medische zorg in Marokko, is niet onderbouwd en daarmee niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft er bovendien vanuit kunnen gaan dat eiseres de mogelijkheid heeft hulp in te schakelen van derden, zoals familie, voor het verkrijgen van medische zorg in Marokko. Eiseres stelt weliswaar dat zij geen sociaal vangnet heeft in Marokko en dat al haar familieleden daar zijn overleden, maar deze enkele niet onderbouwde stelling is onvoldoende, gelet op de omstandigheid dat eiseres voor haar komst naar Nederland in 2021 gedurende zeer lange tijd, 28 jaren, in Marokko heeft gewoond. In het licht daarvan heeft verweerder een nadere onderbouwing van eiseres mogen verlangen op dit punt. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank verweerder in diens standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder de zorg van haar kinderen niet zelfstandig in Marokko kan leven.
4.5.
Wat betreft de factor financiële afhankelijkheid heeft verweerder kunnen overwegen dat voor zover de kinderen eiseres financiële hulp verlenen, deze hulp ook op afstand kan plaatsvinden. Bovendien ontvangt eiseres een AOW-uitkering van haar overleden man, waar zij ook in Marokko over kan beschikken.
4.6.
Verweerder heeft aangenomen dat tussen eiseres en haar kinderen sprake is van een emotionele en hechte band. Het contact tussen hen kan echter ook plaatsvinden op afstand of door middel van bezoeken aan elkaar, aldus verweerder. Dit standpunt kan de rechtbank volgen.
4.7.
Ten aanzien van de banden met Marokko heeft verweerder in aanmerking kunnen nemen dat eiseres is geboren en opgegroeid in Marokko en dat zij, nadat zij Nederland in 1993 heeft verlaten, gedurende lange tijd in Marokko heeft gewoond. Gelet hierop heeft eiseres inderdaad sterke banden met Marokko. Daar staat tegenover dat eiseres slechts beperkte banden met Nederland heeft. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat hoewel eiseres ook jarenlang rechtmatig in Nederland heeft verbleven en haar vertrek uit Nederland volgens haar de keuze van haar man was en niet haar keuze, niet gebleken is dat eiseres buiten de omstandigheid dat haar kinderen en kleinkinderen hier wonen, (nog) banden heeft met Nederland. Daarbij kan worden betrokken dat niet gebleken is dat eiseres, zoals zij stelt, de Nederlandse taal (nog) beheerst en verder dat zij, naar zij heeft verklaard, de hele dag thuis blijft.
4.8.
Verweerder heeft gelet op het voorgaande, de verschillende factoren in samenhang bezien, niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar kinderen en daarmee dat er geen beschermenswaardig familieleven tussen hen is als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
5. De rechtbank merkt op dat eiseres ter zitting te kennen heeft gegeven haar betoog dat verweerder ten onrechte niet aanneemt dat zij hechte persoonlijke banden heeft met haar kleinkinderen, niet langer te handhaven. Een bespreking van dit betoog blijft daarom achterwege.
Belangenafweging
6. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder ten onrechte de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in haar nadeel heeft laten uitvallen.
6.1.
Anders dan eiseres, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2006), stelt, is verweerder in een geval als het onderhavige, waarin geen sprake is van beschermenswaardig familieleven, niet (langer) verplicht om een belangenafweging te maken. De rechtbank verwijst daartoe naar de hiervoor al genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024. Dit betekent dat de belangenafweging die verweerder in het bestreden besluit heeft gemaakt, voor zover verricht in het kader van familie- en gezinsleven, ten overvloede is gemaakt en niet door de rechtbank getoetst zal worden.
6.2.
Over de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt in het kader van het privéleven van eiseres, overweegt de rechtbank als volgt.
6.3.
Uit vaste rechtspraak, waaronder de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2516), blijkt dat verweerder bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van het privéleven een ‘fair balance’ moet vinden tussen het belang van de vreemdeling enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moet verweerder alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar betrekken. De rechtbank moet zonder terughoudendheid toetsen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar in die belangenafweging heeft betrokken, en vervolgens de uitkomst van de belangenafweging enigszins terughoudend toetsen.
6.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden kenbaar in zijn belangenafweging heeft betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat aan het belang van de Nederlandse Staat meer gewicht toe komt dan het belang van eiseres om haar privéleven in Nederland uit te oefenen.
6.5.
Verweerder heeft in het bestreden besluit veel gewicht kunnen toekennen het economisch belang. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat haar kinderen beschikken over eigen inkomsten om in hun eigen levensonderhoud en dat van eiseres te voorzien en dat zij hebben aangegeven eiseres in huis te willen nemen. Verweerder heeft echter kunnen overwegen dat het economisch belang ook gaat over de bescherming van de uit de algemene middelen gefinancierde faciliteiten, zoals infrastructuur, onderwijs en gezondheidzorg en terecht erop gewezen dat eiseres gelet op haar medische situatie een beroep zal gaan doen op de zorgvoorzieningen in Nederland. Daarnaast heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen laten meewegen dat er gelet op het BMA-advies geen medische obstakels zijn voor eiseres om terug te keren naar Marokko en voorts dat niet is gebleken van een beschermenswaardig familieleven tussen eiseres en haar kinderen en kleinkinderen. Deze standpunten van verweerder kunnen worden gevolgd. Voor de weerlegging van de stellingen van eiseres over haar familieleven, haar medische situatie en de feitelijke toegankelijkheid van de benodigde zorg in Marokko wordt verwezen naar wat hierover is geoordeeld in rechtsoverweging 4. Verder heeft verweerder aan het feit dat eiseres eerder jarenlang rechtmatig verblijf heeft gehad in Nederland, wat op zichzelf in haar voordeel meeweegt, geen zwaar gewicht hoeven toekennen omdat eiseres is teruggekeerd naar Marokko en aldaar 28 jaar heeft verbleven waarmee zij het grootste deel van haar leven in Marokko heeft gewoond. Verweerder heeft om die reden ook kunnen aannemen, en in het nadeel van eiseres kunnen betrekken, dat zij sterke banden heeft met Marokko, terwijl haar banden met Nederland beperkt zijn. Ook in dit verband wordt aanvullend verwezen naar wat hierover is overwogen in rechtsoverweging 4.
6.6.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de belangenafweging in het kader van het privéleven van eiseres niet ten onrechte in haar nadeel laten uitvallen. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Op grond van al het voorgaande is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat het niet toestaan van verblijf aan eiseres in Nederland niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De verblijfsaanvraag is daarom terecht afgewezen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Tijssen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.