ECLI:NL:RBDHA:2025:14578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.35251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende uitzetting

Op 6 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, van Roemeense nationaliteit, een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend ter voorkoming van zijn uitzetting. Dit verzoek werd ingetrokken nadat de minister van Asiel en Migratie de vlucht naar Roemenië had geannuleerd. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om de minister te veroordelen in de proceskosten, omdat hij had moeten opkomen voor zijn rechten in deze procedure. De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar de minister heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. Hij oordeelde dat de minister verzoeker tegemoet was gekomen door de vlucht te annuleren, wat voldoende reden was om de proceskosten toe te wijzen. De totale kosten werden vastgesteld op € 907,-, te vergoeden door de minister aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.35251

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Roemeense nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: F. Schoot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek om een voorlopige voorziening ter voorkoming van uitzetting van verzoeker op 31 juli 2025 om 13:35 uur met vlucht KL1375 naar Roemenië. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de feitelijke uitzetting. Hij heeft het verzoek ingetrokken omdat de minister de vlucht heeft geannuleerd.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De minister heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is de minister aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. De minister is verzoeker tegemoetgekomen door de geplande vlucht voor verzoeker te annuleren. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [4] Verzoeker heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [5] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden. Er is niet gebleken van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om de minister in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient de minister te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die de minister moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe.
Beslissing
De voorzieningenrechter veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel ven gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
5.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.