ECLI:NL:RBDHA:2025:1456
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en afwijzing asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende persoon, op 25 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De aanvraag werd op 20 oktober 2022 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat resulteerde in een uitspraak van de rechtbank op 13 december 2022, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de minister werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak op 5 december 2023. Eiser heeft vervolgens op 26 juli 2024 de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 15 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De minister heeft op 8 oktober 2024 een nieuw besluit genomen, waarin de asielaanvraag opnieuw werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hierop gereageerd met een aanvullend beroepschrift, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gereageerd op de argumenten van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. De rechtbank veroordeelde de minister tot betaling van proceskosten aan eiser tot een bedrag van € 453,50.