ECLI:NL:RBDHA:2025:14512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.21304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging voor voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 augustus 2025, hebben eisers beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 19 september 2024 voor een machtiging voor voorlopig verblijf. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. De rechtbank constateert dat de minister de beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eisers na het verstrijken van deze termijn om een beslissing hebben gevraagd, maar geen reactie hebben ontvangen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn in vergelijkbare zaken rekening moet worden gehouden met bijzondere omstandigheden. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na bekendmaking van deze uitspraak een beslissing moet nemen, tenzij hij besluit tot nader onderzoek, in welk geval de termijn op twintig weken wordt gesteld. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 15.000,-. De minister wordt ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21304

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister volgens hun niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 19 september 2024 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. De minister moet in dit geval uiterlijk binnen 90 dagen na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [3] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in de uitspraak van 17 maart 2023 [5] geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval [6] , en hier rekening mee dient te worden gehouden bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De Afdeling [7] heeft geoordeeld dat de beslistermijnen die de rechtbank in de uitspraak van 17 maart 2023 aan de verschillende fasen in de besluitvorming verbindt redelijk is. [8] Dit oordeel heeft de Afdeling in de uitspraak van 21 mei 2025 [9] bevestigd.
5. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. Dit is anders wanneer de minister binnen deze termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een beslissing op de aanvraag nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [10]
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
7. Eisers hebben gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. [11] Echter, de minister heeft bij wet de bestuurlijke dwangsom in onder andere nareis zaken (deels) afgeschaft. [12] De minister is volgens deze wet in een deel van de zaken geen bestuurlijke dwangsom meer verschuldigd. In voorkomende gevallen moet de bestuurlijke dwangsom per zaak worden berekend. [13]
8. Eisers hebben de minister met de brief van 26 maart 2025 in gebreke gesteld. De minister heeft de ingebrekestelling op 1 april 2025 ontvangen. Omdat de beslistermijn van twee weken na de ingebrekestelling op 15 april 2025 eindigde, is de minister geen bestuurlijke dwangsom aan eisers verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister binnen
acht weken een besluit moet nemen op de aanvraag, tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een besluit nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
10. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [14]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen acht weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken na bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2u, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
6.Als bedoeld in artikel 8:55d van de Awb.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
11.Artikel 4:17 van de Awb.
12.Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken.
13.Informatiebericht 2025/16, Afschaffing bestuurlijke dwangsom.
14.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.