ECLI:NL:RBDHA:2025:13394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
NL25.31701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Algerijnse vreemdeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, die op 12 februari 2025 de maatregel van bewaring opgelegd kreeg, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 16 juni 2025, en dat er sindsdien voldoende zicht op uitzetting naar Algerije is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting, omdat zijn aanvraag voor een laissez-passer (LP) nog niet is afgegeven en verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de presentatie van eiser aan de Algerijnse autoriteiten op 8 juli 2025 en de daaropvolgende acties van verweerder voldoende zijn om te concluderen dat er wel degelijk zicht op uitzetting is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.31701

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 22 juli 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Middelburg van 21 februari 2025. [1] Vervolgens zijn er vervolgberoepen ingediend. [2] Uit de laatste uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Middelburg van 17 juni 2025 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 16 juni 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 16 juni 2025.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije. Voor eiser is al eind februari 2025 een aanvraag voor een laissez-passer (LP) ingediend en tot op heden is deze nog niet afgegeven. LP-aanvragen in het verleden hebben ook niet geleid tot de uitzetting van eiser. Verweerder werkt verder onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting. Sinds de laatste uitspraak op het vervolgberoep van eiser heeft verweerder slechts éénmaal gerappelleerd en één vertrekgesprek met eiser gevoerd. Dit is volgens eiser onvoldoende, omdat hij in het vertrekgesprek van 28 mei 2025 heeft verklaard dat hij zal mee werken aan zijn vertrek. De door verweerder verrichte uitzettingshandelingen zijn dan ook onvoldoende.
5. De rechtbank is van oordeel dat het zicht op uitzetting naar Algerije voor eiser niet ontbreekt. Eiser is op 8 juli 2025 gepresenteerd aan de Algerijnse autoriteiten en uit het verslag van deze presentatie blijkt dat de aanvraag voor een LP in onderzoek is. Er zijn dus geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de Algerijnse autoriteiten aan eiser geen LP zullen verstrekken. Daarnaast werkt verweerder voldoende voortvarend aan eisers uitzetting naar Algerije. In de te beoordelen periode heeft verweerder op 4 juli 2025 gerappelleerd bij de Algerijnse autoriteiten en op 30 juni 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Daarnaast is eiser op 8 juli 2025 gepresenteerd aan de Algerijnse autoriteiten. Met deze handelingen werkt verweerder voldoende voortvarend aan eisers uitzetting. Dat eiser heeft verklaard mee te werken aan zijn terugkeer maakt niet dat verweerder meer inspanningen moet verrichten dan hij nu heeft gedaan.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 22 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie de uitspraken van 7 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:5700 en 13 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8343 van deze rechtbank en zittingsplaats.