6.4.Uit het voorgaande volgt dat verweerder met de verstrekte informatie er niet in is geslaagd om de concrete aanwijzingen dat alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoekers bij overdracht aan België een reëel risico lopen om langdurig verstoken te blijven van opvang en op straat te moeten leven en, daarmee, om buiten hun eigen wil en keuzes om terecht te komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, te weerleggen. Het door verweerder in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat ten aanzien van België voor wat betreft alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoekers, zoals eiser, van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, berust daarom niet op een zorgvuldige voorbereiding en evenmin op een deugdelijke motivering. De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is reeds gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop en op wat er hierna met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd inhoudelijk onbesproken.
8. De rechtbank draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Daarbij dient verweerder de volgende aanwijzingen in acht te nemen.
- Indien verweerder overweegt om de asielaanvraag van eiser opnieuw niet in behandeling te nemen, dan geldt dat hij dat alleen kan doen als uit nieuw bij de Belgische autoriteiten (te) verricht(en) onderzoek naar voren komt dat de opvangsituatie voor alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoekers wezenlijk is verbeterd ten opzichte van de situatie zoals die in de tussen- en einduitspraak van de meervoudige kamer en in deze uitspraak is beoordeeld. Anders gezegd: verweerder kan slechts dan de asielaanvraag van eiser opnieuw niet in behandeling nemen als uit nieuw in België (te) verricht(en) onderzoek volgt dat alleenstaande, meerderjarige, niet-kwetsbare mannelijke asielzoekers niet meer een reëel risico lopen om in groten getale langdurig verstoken te blijven van opvang. Uiteraard dient verweerder dat dan wel deugdelijk te motiveren, waarbij hij ook eisers individuele omstandigheden dient te betrekken. Indien verweerder deze route wil bewandelen, dan dient hij in ieder geval voor het verstrijken van de uiterlijke overdrachtsdatum, zijnde 21 augustus 2025, een nieuw besluit te nemen.
- Indien er geen nieuwe informatie uit België is waaruit blijkt dat de opvangsituatie voor de vermelde categorie asielzoekers wezenlijk is verbeterd, dan mag verweerder eiser niet overdragen aan België. Verweerder dient eiser dan op te nemen in de nationale procedure, tenzij eiser met onbekende bestemming zou zijn vertrokken. Vervolgens dient verweerder in het nieuw te nemen besluit inhoudelijk op de asielaanvraag van eiser te beslissen, binnen de wettelijke beslistermijn (artikel 42 van de Vw). Uiteraard kan verweerder ook eerder dan tegen het einde van de uiterlijke overdrachtsdatum besluiten om eiser op te nemen in de nationale procedure.
9. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).