ECLI:NL:RBDHA:2025:13165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
NL25.5529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en leeftijdsbepaling van een vreemdeling in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een vreemdeling, had zijn asielaanvraag ingediend en stelde dat hij geboren was op [datum 1] 2006. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Afdeling Vreemdelingenpolitie (AVIM) hebben echter verschillende conclusies getrokken over zijn leeftijd. De IND concludeerde dat eiser evident minderjarig was, terwijl de AVIM tot de conclusie kwam dat hij meerderjarig was. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft uiteindelijk de asielaanvraag ingewilligd, maar ging uit van een geboortedatum van [datum 2] 2001, die geregistreerd was in Italië. Eiser was het niet eens met deze geboortedatum en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de geregistreerde geboortedatum in Italië werd overgenomen, vooral omdat er twijfels waren over de betrouwbaarheid van de leeftijdsschouw. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de geboortedatum betreft, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte in stand gelaten. Dit betekent dat de rechtbank de beslissing van verweerder om eiser een verblijfsvergunning asiel te verlenen, ondanks de onduidelijkheid over de geboortedatum, heeft bevestigd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5529

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiserV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep richt zich tegen de in het bestreden besluit vermelde geboortedatum van eiser.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij aankomst in Nederland gesteld dat hij is geboren op [datum 1] 2006. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (hierna: AVIM) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) hebben afzonderlijk van elkaar een leeftijdsschouw verricht. De AVIM is tot de conclusie gekomen dat eiser evident meerderjarig is en de IND is tot de conclusie gekomen dat eiser evident minderjarig is. Verweerder heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat. [1] . Hieruit is gebleken dat eiser in Italië staat geregistreerd met een geboortedatum van [datum 2] 2001.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, waarbij verweerder heeft aangenomen dat eiser op [datum 2] 2001 is geboren. Ter motivering hiervan verwijst verweerder naar een besluit van 25 april 2023, waarin eisers asielaanvraag niet in behandeling is genomen. In dat besluit heeft verweerder overwogen dat op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] de in Italië geregistreerde geboortedatum wordt overgenomen nu eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd waaruit zijn gestelde minderjarige leeftijd blijkt. Verweerder heeft dat besluit later ingetrokken.
3. Eiser is het niet er niet mee eens dat zijn gestelde geboortedatum niet wordt gevolgd. Hij wijst op de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024 waarin is geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is bij de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen. [3] Verweerder had nader moeten motiveren welk belang hij hecht aan de leeftijdsschouw, wat zijn reden is om een leeftijdsonderzoek na te laten en welke waarde de door eiser overgelegde kopie van de doopakte toekomt.
4. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat terecht is uitgegaan van de geboortedatum [datum 2] 2001. Bij wijze van aanvullende motivering heeft verweerder toegelicht dat uit de leeftijdsschouw twijfel is ontstaan over eisers leeftijd en dat eiser geen afdoende verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij in Italië geregistreerd staat als meerderjarige. Eiser heeft verder alleen een kopie van een doopakte overgelegd. Overeenkomstig de WI 2025/1 [4] is terecht uitgegaan van eisers meerderjarige leeftijd.
5. In reactie op het verweerschrift stelt eiser dat de leeftijdsschouw geen betrouwbaar instrument is voor leeftijdsbepaling en niet onderbouwt dat de in Italië geregistreerde geboortedatum juist zou zijn. Verweerder had aanvullend onderzoek moeten verrichten, bijvoorbeeld in de vorm van een leeftijdsonderzoek. De overgelegde kopie van de doopakte heeft indicatieve bewijswaarde.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 9 oktober 2024 [5] geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet onverkort van toepassing is bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. Verweerder mag niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de geregistreerde leeftijd in een andere lidstaat, maar moet met inachtneming van nationaal bewijsrecht onderzoeken en deugdelijk motiveren welk gewicht aan een bepaalde registratie toekomt en waarom. Als aan een leeftijdsregistratie alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal verweerder zich moeten laten informeren over de omstandigheden waaronder deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor de afwijkende verklaring, omdat deze in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van andere verklaringen.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van eisers leeftijdsbepaling terugverwijst naar de motivering in een reeds ingetrokken besluit van 25 april 2023. Gelet hierop is het bestreden besluit voor zover deze ziet op de leeftijdsbepaling van eiser in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsvereiste van artikel 3:46 van de Awb.
8. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het besteden besluit vernietigen, voor zover daarin is vastgesteld dat eiser is geboren op [datum 2] 2001.
9. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand te laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. Verweerder heeft in zijn verweerschrift en ter zitting alsnog voldoende gemotiveerd waarom van eisers in Italië geregistreerde leeftijd wordt uitgegaan. Uit de reactie van de Italiaanse autoriteiten van 3 november 2022 blijkt dat de geboortedatum van eiser in Italië niet nader is onderzocht. De reactie vermeldt niet concreet op basis van welke bevindingen eisers personalia in Italië zijn geregistreerd. Eiser heeft verklaard dat hij niet weet welke leeftijd
hij(
zelf)heeft gegeven. Verweerder stelt in het verweerschrift terecht dat dit geen plausibele verklaring is voor de afwijkende geboortedatum van eiser. Deze verklaring is niet te rijmen met de verder niet onderbouwde verklaring dat hij bij aankomst in Italië buiten bewustzijn zou zijn geweest. De in kopie overgelegde doopakte heeft verweerder in dat geval kunnen aanmerken als onvoldoende om te moeten aannemen dat eiser desondanks als minderjarige moet worden beschouwd.
10. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht deze vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op een bedrag van € 907. [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin aan eiser de geboortedatum [datum 2] 2001 is toegekend;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigende gedeelte van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907 (negenhonderdzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekend gemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 34 van de Verordening 604/2013 (Dublinverordening).
2.De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134 en 15 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2219.
3.Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:3992.
4.Werkinstructie 2025/1 Leeftijdsbepaling.
6.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 907 per punt.