In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een verblijfsdocument EU/EER behandeld. Eiseres, van Cubaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend om rechtmatig verblijf als familielid van een EU-burger, haar dochter. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de referente niet de nationaliteit van een EU-lidstaat bezit en dat er geen hechte persoonlijke banden zouden zijn tussen eiseres en haar kleinkinderen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en het beroep is gegrond verklaard door de rechtbank, die oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen hechte banden zijn. De rechtbank heeft de minister opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken zijn in de afweging van de belangen van eiseres en de Nederlandse staat. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres.