In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025, wordt de rechtmatigheid beoordeeld van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, van Somalische nationaliteit, had beroep aangetekend tegen het besluit van het COa van 6 juni 2025, waarin werd besloten hem in de HTL te plaatsen na een incident van agressief gedrag. De rechtbank behandelt twee beroepen: het eerste tegen het plaatsingsbesluit van het COa en het tweede tegen de vrijheidsbeperkende maatregel van de minister. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, omdat het COa voldoende gemotiveerd heeft dat het gedrag van eiser een zeer grote impact had op de veiligheid van de medewerkers. Eiser had zich agressief gedragen, onder andere door met een aardappelschilmesje te dreigen. De rechtbank oordeelt dat de plaatsing in de HTL gerechtvaardigd was, gezien de eerdere incidenten van eiser en de noodzaak om de veiligheid te waarborgen. Eiser's argumenten over de onrechtmatigheid van de maatregel en de afwezigheid van een einddatum worden verworpen. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat de beroepen ongegrond zijn verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een veilige omgeving voor medewerkers en de gevolgen van agressief gedrag van asielzoekers.