ECLI:NL:RBDHA:2025:12959
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag eerder op 15 augustus 2024 afgewezen, met de reden dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een voorlopige voorziening op 19 september 2024 en een gegrondverklaring van het beroep op 19 december 2024, waarbij de rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte geen advies had gevraagd van het Bureau Medische Advisering (BMA) over de overdracht van eiser aan Frankrijk, gezien zijn psychische problemen en suïcidaliteit.
Na het BMA-advies van 27 maart 2025, waarin werd gesteld dat eiser onder behandeling is voor ernstige psychische aandoeningen en dat hij niet kan reizen zonder adequate medische zorg, heeft de minister opnieuw besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft hiertegen opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 behandeld en heeft geconcludeerd dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overdracht aan Frankrijk mogelijk is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de minister het BMA-advies op zorgvuldige wijze heeft betrokken bij zijn besluitvorming en de argumenten van eiser niet voldoende waren om aan te tonen dat de minister onterecht handelde.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de minister niet verplicht was om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen, omdat de aangevoerde medische omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden werden beschouwd. De rechtbank heeft de beslissing van de minister bevestigd en eiser geen proceskostenvergoeding toegekend.