ECLI:NL:RBDHA:2025:12839
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens wangedrag van een militair door gebruik van harddrugs op de kazerne
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een korporaal der eerste klasse, die ontslag had gekregen wegens wangedrag. Het ontslag was verleend door de staatssecretaris van Defensie, omdat de verzoeker beschuldigd werd van het gebruik van harddrugs op de kazerne. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 april 2025, waarin hem werd meegedeeld dat hij per 1 mei 2025 ontslagen zou worden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 28 mei 2025, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van de verweerder aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris bevoegd was om het ontslag te verlenen, omdat de feiten deugdelijk waren vastgesteld. De verzoeker had op camerabeelden harddrugs gebruikt, wat door de staatssecretaris als wangedrag werd gekwalificeerd. De verzoeker betwistte de beschuldigingen en stelde dat het middel dat hij had gebruikt, Extra Joss, legaal was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de camerabeelden en de verklaringen van de verzoeker niet overeenkwamen, en dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de verzoeker niet naar waarheid had verklaard.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van de gedragingen van de verzoeker. Het belang van een betrouwbare en integere organisatie binnen Defensie woog zwaarder dan het persoonlijk belang van de verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.