ECLI:NL:RBDHA:2025:12780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
NL25.30199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring ongegrond, zicht op uitzetting Algerije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 28 maart 2025. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het vooronderzoek is op 14 juli 2025 gesloten.

De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 12 juni 2025 rechtmatig was. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is dus beperkt tot de periode na deze datum. De eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is, omdat er geen reactie is ontvangen op de aanvraag voor een laissez passer die op 4 februari 2025 is ingediend. De rechtbank heeft echter overwogen dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat en dat de afwezigheid van een reactie op de aanvraag niet betekent dat er in dit specifieke geval geen zicht op uitzetting is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting en dat hij niet heeft aangetoond dat het laissez passer-traject zonder zijn medewerking op niets zal uitlopen. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30199

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het vooronderzoek is gesloten op 14 juli 2025.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 12 juni 2025 (in de zaak NL25.25416) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek (op 12 juni 2025) dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 12 juni 2025.
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije in zijn geval ontbreekt. Verweerder heeft al negen keer op de laissez passer (lp) aanvraag van 4 februari 2025 gerappelleerd, zonder dat dit tot afgifte van een lp heeft geleid. Daarnaast hebben zowel eiser als de regievoerder geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de Algerijnse autoriteiten. Dit is niet gelukt.
2.1.
De rechtbank overweegt dat (sinds december 2023) in zijn algemeenheid zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije bestaat. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1892), 15 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2842) en 27 februari 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:722).
2.2.
Over het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije in het concrete geval van eiser, overweegt de rechtbank als volgt. De op 4 februari 2025 voor eiser ingediende lp-aanvraag is nog in behandeling bij de Algerijnse autoriteiten. Dat er tot op heden, na ongeveer vijf maanden, geen (positieve) reactie van de Algerijnse autoriteiten op de lp-aanvraag is ontvangen, betekent, gelet op wat er onder 2.1. is overwogen, niet dat in eisers geval het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. De omstandigheid dat het niet gelukt is om de Algerijnse autoriteiten telefonisch te bereiken, of dat verweerder al meerdere keren op de lp-aanvraag heeft gerappelleerd doet hier niet aan af. Met een lp-traject bij de Algerijnse autoriteiten gaat in het algemeen de nodige tijd (soms meerdere maanden) gemoeid, zeker als (zoals ook in de onderhavige zaak) geen identiteitsdocument is overgelegd. De rechtbank wijst er in dit verband op dat op eiser de verplichting rust om volledig en actief mee te werken aan zijn uitzetting en lp-traject. Niet is gebleken dat eiser dat (in de te beoordelen periode) voldoende doet. Zo volgt uit het verslag van het vertrekgesprek van 27 juni 2025 dat eiser niet bereid is om een vrijwilligersbrief te schrijven. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat dit mogelijk kan bijdragen aan het verstrekken van een lp en dat het niet schrijven van een vrijwilligersbrief laat zien dat eiser niet volledig en actief wil meewerken aan zijn uitzetting en lp-traject. Er zijn door eiser verder geen concrete aanknopingspunten aannemelijk gemaakt die erop wijzen dat het lp-traject, als hij wel zou meewerken, op niets zal uitlopen en dat er voor hem geen lp zal worden afgegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.