ECLI:NL:RBDHA:2025:12780
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring ongegrond, zicht op uitzetting Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 28 maart 2025. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het vooronderzoek is op 14 juli 2025 gesloten.
De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 12 juni 2025 rechtmatig was. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is dus beperkt tot de periode na deze datum. De eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is, omdat er geen reactie is ontvangen op de aanvraag voor een laissez passer die op 4 februari 2025 is ingediend. De rechtbank heeft echter overwogen dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat en dat de afwezigheid van een reactie op de aanvraag niet betekent dat er in dit specifieke geval geen zicht op uitzetting is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting en dat hij niet heeft aangetoond dat het laissez passer-traject zonder zijn medewerking op niets zal uitlopen. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.