Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent);
Rechtbank Den Haag
Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvragen om verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote en drie kinderen. Eiser had zijn aanvragen op 26 maart 2024 ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. Eiser heeft de minister op 20 november 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 11 december 2024 ingediend. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de minister niet tijdig had beslist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn had verlengd, maar dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 aan eiser en de proceskosten van € 453,50.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de behandeling van het beroep niet kan worden aangehouden, omdat dit in strijd zou zijn met de wet en de rechtsbescherming bij niet tijdige besluitvorming. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in vreemdelingenzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen door bestuursorganen.