ECLI:NL:RBDHA:2025:12184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
09/170184-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige, in strijd met artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het opzettelijk bewegen van een 17-jarige jongen tot ontuchtige handelingen door middel van giften en beloften van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de minderjarigheid van het slachtoffer en dat er een aanzienlijk leeftijdsverschil was. De verdachte had de jongen via een homodatingsite benaderd en had hem beloofd €90 voor seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door het aanbieden van geld de psychische weerstand van het slachtoffer had gebroken, wat leidde tot de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 5 jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op werkzaamheden met minderjarigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/170184-24
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1971 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] te [plaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.B. Baumgarten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie staat vast dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden waarvoor de verdachte heeft betaald. Er was sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil en ook een aanzienlijk verschil in ontwikkeling. Het slachtoffer (hierna ook: [slachtoffer] ) bevond zich in een kwetsbare positie. Daar heeft de verdachte gebruik van gemaakt.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet is bewogen tot seksuele handelingen door het aanbod van geld. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake was van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht, omdat de verdachte geen wetenschap had van een eventuele kwetsbare positie van [slachtoffer] .
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte door het betalen van geld, of door het in het vooruitzicht stellen van geld, [slachtoffer] opzettelijk heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Van ‘bewegen tot’ is al sprake wanneer voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer] mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed is overgegaan tot het plegen van de ontuchtige handelingen. (HR 26 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1013) . Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan in dit geval sprake.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en [slachtoffer] via een homodatingsite of -app met elkaar in contact zijn gekomen. De verdachte was op dat moment 52 jaar, [slachtoffer] was 17 en heeft zijn leeftijd aan de verdachte gemeld. De verdachte was zich bewust van de minderjarigheid van [slachtoffer] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij, toen de verdachte hem vroeg wat hij vond van wat drinken met oudere mannen, heeft geantwoord dat hij niet van de oudere mannen was. Daarop heeft de verdachte hem gevraagd of hij een pay-date met de verdachte wilde. Dat wilde [slachtoffer] na enig nadenken wel.
De verdachte en [slachtoffer] hebben afgesproken elkaar op 24 januari 2024 in het huis van de verdachte in [plaats] te ontmoeten voor seks tegen betaling door de verdachte. De afspraak was dat de verdachte [slachtoffer] € 80,- voor seks zou betalen, plus € 10,- voor het busvervoer naar het huis van de verdachte. [slachtoffer] is naar het huis van de verdachte gegaan. Daar heeft de verdachte zich door [slachtoffer] laten aftrekken, heeft de verdachte de anus van [slachtoffer] gevingerd, zich door [slachtoffer] laten pijpen en hij heeft [slachtoffer] anaal geneukt. Dit alles staat niet ter discussie.
De intentie van de verdachte is op grond van het voorgaande duidelijk; hij probeert [slachtoffer] door de belofte van geld te bewegen tot het verrichten van seksuele handelingen. De aanvankelijke terughoudendheid van [slachtoffer] tot het aangaan van contact, wordt door de belofte van geld opgeheven. De verklaring van [slachtoffer] dat het de verdachte was die geld bood om [slachtoffer] over te halen tot seksuele handelingen, vindt steun in de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat [slachtoffer] door de belofte van geld is overgegaan tot de seksuele handelingen met de verdachte, in die zin dat de verdachte met de belofte van geld de psychische weerstand die [slachtoffer] aanvankelijk had, heeft gebroken.
De rechtbank overweegt nog dat er weliswaar een aanzienlijk leeftijdsverschil bestaat tussen de verdachte en [slachtoffer] en een dergelijk leeftijdsverschil in de regel een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht oplevert, maar dat uit het dossier niet is gebleken dat [slachtoffer] zich (mede) door dat overwicht is overgegaan tot de seks. Evenmin is gebleken dat de verdachte zich bewust was van een kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond of dat [slachtoffer] door een feitelijk overwicht die het gevolg was van zijn kwetsbare positie is bewogen tot de seks. De rechtbank spreekt de verdachte van deze ten laste gelegde onderdelen vrij.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 januari 2024 in Nederland, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, door giften en beloften van geld, te weten door het beloven en betalen van een geldbedrag ter hoogte van 90 euro, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, door de hand van die [slachtoffer] om zijn, verdachtes, penis te laten brengen en heen en weer te laten bewegen en zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en heen en weer te bewegen en zijn, verdachtes, vingers en penis in de anus van die [slachtoffer] te brengen en heen en weer te bewegen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke, forse gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De verdediging heeft daarbij kenbaar gemaakt geen bezwaar te hebben tegen een gedragsbeïnvloedende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr. De raadsman van de verdachte heeft gewezen op het feit dat de verdachte een vaste baan heeft en een huurhuis, wat beide door de reclassering als beschermende factoren worden bestempeld, en dat baan en huis op de tocht komen te staan bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft een ernstig strafbaar feit gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan het verleiden van een jongen van destijds 17 jaar tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit onder meer het binnendringen van de mond en de anus van het slachtoffer, door hem geld te beloven. De verdachte wist van de minderjarige leeftijd van het slachtoffer maar heeft zich hierdoor niet laten weerhouden.
Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij worden geacht de emotionele gevolgen van seksueel contact zelfstandig niet voldoende te kunnen overzien. Handelingen zoals de verdachte die heeft gepleegd, vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot blijvende psychische schade. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat hij nog altijd de negatieve gevolgen ondervindt van wat er is gebeurd. De verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij de gevolgen voor het slachtoffer en heeft zijn eigen seksuele behoeften vooropgesteld. De rechtbank neemt het de verdachte bovendien kwalijk dat hij met zijn gedrag de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid heeft overschreden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 mei 2025. De rechtbank merkt op dat de verdachte in 2010 voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Dat is te lang geleden om te gelden als strafverzwarende recidive, maar de rechtbank neemt het feit wel mee in het kader van de lengte van de op te leggen proeftijd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van
23 oktober 2024. De reclassering signaleert een matig-hoge kans op recidive van een zedendelict, omdat de verdachte seks lijkt te gebruiken als methode om om te gaan met moeilijke periodes in zijn leven en hij zich ten aanzien van mannen vooral aangetrokken voelt tot jongvolwassen mannen. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem een meldplicht bij de reclassering op te leggen, ambulante behandeling te verplichten als de reclassering dat nodig acht, aan de verdacht op te leggen dat hij contact met minderjarigen vermijdt en hem een verbod op te leggen voor (vrijwilligers)werkzaamheden met minderjarigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat de verdachte zichzelf heeft aangemeld bij De Waag voor behandeling en gemotiveerd lijkt om niet te recidiveren. Verder heeft de rechtbank goede nota genomen van hetgeen de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht over de beschermende functie van behoud van baan en huurhuis voor de verdachte.
Straf
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Om die stok achter de deur voldoende groot te maken, zal de rechtbank, in aanmerking genomen dat de verdachte eerder voor een vergelijkbaar zedendelict is veroordeeld, de proeftijd vaststellen op vijf jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met uitzondering van de voorwaarde tot een algeheel contactverbod met minderjarigen. Een dergelijke, zeer algemeen gestelde, voorwaarde grijpt sterk in in het dagelijks leven van de verdachte en zou daarmee disproportioneel inbreuk maken op zijn vrijheden. De rechtbank gaat ervan uit dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf een voldoende waarborg is om onbetamelijk gedrag van de verdachte jegens minderjarigen tegen te gaan. Verder is ook een andere bijzondere voorwaarde - betreffende vrijwilligerswerk met minderjarigen - opgenomen die waarborgen in dat kader zal bieden.
Nu die bijzondere voorwaarden ook de verplichting tot het volgen van ambulante behandeling behelzen en de proeftijd op vijf jaren wordt gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank de aanvullende oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel niet noodzakelijk.
Naast deze voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uur, met een vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
door giften en beloften van geld een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
vijf jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te (2594 AH) Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht onder behandeling stelt van de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- geen (vrijwilligers)werk verricht met minderjarigen, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
180 (HONDERDTACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Nederhoed, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. dr. B.J. van de Griend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Stevers en mr. D.D. Jongen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 januari 2024 te [plaats] , althans in Nederland, een persoon,
te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die de leeftijd van achttien
jaren nog niet had bereikt,
door giften en/of beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door
- het beloven en/of betalen van een geldbedrag (ter hoogte van respectievelijk 90
en/of 85 euro) en/of
- het feitelijk overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer] had door het grote
leeftijdsverschil en/of het (daarbij) aanwezige sociale/emotionele verschil in
ontwikkeling tussen beiden en/of omdat die [slachtoffer] zich in een kwetsbare
positie bevond,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, door
- de hand van die [slachtoffer] om zijn, verdachtes, penis te (laten) brengen en/of
houden en/of heen en weer te (laten) bewegen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of houden
en/of heen en weer te bewegen en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de anus van die [slachtoffer] te brengen
en/of houden en/of heen en weer te bewegen.