ECLI:NL:RBDHA:2025:12173
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning op grond van Verblijfsregeling Mensenhandel met terugwerkende kracht en afwijzing aanvraag tot wijziging van het doel van de verblijfsvergunning naar ‘humanitair niet-tijdelijk’
Deze uitspraak betreft de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser op basis van de Verblijfsregeling Mensenhandel, met terugwerkende kracht per 2 juni 2023, en de afwijzing van zijn aanvraag tot wijziging van het doel van de verblijfsvergunning naar ‘humanitair niet-tijdelijk’. Eiser, geboren in Nigeria, had eerder een verblijfsvergunning gekregen, maar voldeed niet meer aan de voorwaarden waaronder deze was verleend. De rechtbank oordeelt dat de minister de verblijfsvergunning terecht heeft ingetrokken, omdat er onvoldoende bewijs was voor de aangifte van mensenhandel en eiser niet voldeed aan het paspoortvereiste. Eiser had op 18 november 2022 aangifte gedaan van mensenhandel, maar de Officier van Justitie besloot niet tot vervolging over te gaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning voldeed. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet verplicht was om eiser te horen in de bezwaarprocedure, omdat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. De uitspraak bevestigt dat de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht rechtmatig was en dat de minister de afwijzing van de aanvraag tot wijziging van het doel van de verblijfsvergunning deugdelijk heeft gemotiveerd.