3.1.Aard van de zaak
De ontnemingsvordering maakt onderdeel uit van procesafspraken die de officier van justitie en de verdediging hebben gemaakt in de strafzaak en de ontnemingszaak tegen de veroordeelde. Deze procesafspraken hebben zij opgenomen in een overeenkomst, ondertekend op 16 januari 2025, die zij aan de rechtbank hebben doen toekomen. In de overeenkomst doen de officier van justitie en de verdediging aan de rechtbank een gezamenlijk voorstel voor de wijze van afdoening van de hoofd- en ontnemingszaak.
Samengevat houdt dit afdoeningsvoorstel het volgende in:
de verdachte ziet af van het indienen van (nadere) onderzoekswensen en trekt al ingediende (en eventueel toegewezen) onderzoekswensen uiterlijk ter terechtzitting en bij voorkeur al eerder schriftelijk in;
de verdachte hoeft in het kader van de afspraken geen nadere verklaring af te leggen. Uiteraard staat het hem vrij dit ter terechtzitting alsnog/wel te doen;
het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting requireren tot een bewezenverklaring van de twee in de strafzaak tenlastgelegde feiten;
het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting voor die bewezenverklaring een strafeis vorderen van 38 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
het Openbaar Ministerie zal ter terechtzitting vorderen dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, wordt vastgesteld op
€ 127.500,--, met de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
door de verdediging worden in de hoofd- en ontnemingszaak geen verweren gevoerd;
partijen het erover eens zijn dat niet langer een schriftelijke ronde gehouden behoeft te worden in de ontnemingszaak na vonnis in de hoofdzaak;
de verdachte zal zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de straf;
de verdachte zal voor 20 januari 2025 het wederrechtelijk te ontnemen bedrag ter beschikking stellen ter conservatoire inbeslagneming;
door de verdediging en het Openbaar Ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken.
In de overeenkomst is verder opgenomen een verzoek van de verdediging en het Openbaar Ministerie tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting in de ontnemingszaak indien de rechtbank de procesafspraken zou afwijzen in het volgende geval:
- indien de rechtbank een substantiële (waarbij partijen denken aan een afwijking van meer dan twintig procent op het afdoeningsvoorstel) afwijkende schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel overweegt.