ECLI:NL:RBDHA:2025:11890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL24.51650
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Kameroense vrouw met gezondheidsproblemen en problemen met stiefbroers

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Kameroense vrouw, die op 5 februari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 december 2024 afgewezen, met de stelling dat de problemen van eiseres met haar stiefbroers ongeloofwaardig zijn en dat er een binnenlands beschermingsalternatief beschikbaar is. Eiseres, die HIV-positief is, heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. De rechtbank heeft op 12 maart 2025 de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft de minister verweten dat deze onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbare persoonlijke situatie van eiseres en dat de motivering voor het binnenlands beschermingsalternatief niet deugdelijk was. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51650
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Onder 4 staat het procesverloop in dit geding. Onder 5 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 9. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of de minister de problemen van eiseres met haar stiefbroers ongeloofwaardig mocht vinden en de vraag of eiseres in Kameroen een binnenlands beschermingsalternatief heeft. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

4. Eiseres heeft op 5 februari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Kameroense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1974. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 december 2024 deze asielaanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
4.1
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4.2
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, P. Oronsaye als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
5. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft verklaard dat haar vader in 2017 is omgekomen bij een brand in hun huis tijdens de start van het gewapend conflict tussen het leger en Amba-strijders in hun dorp. Eiseres erfde toen de landbouwgronden van haar vader. De twee stiefbroers van eiseres wilden deze landbouwgronden van haar afpakken. Eiseres is na de brand naar [plaats 1] gegaan en verbleef daar bij mevrouw [naam] . Tijdens haar verblijf in [plaats 1] heeft eiseres een dreigbrief ontvangen van haar stiefbroers. Mevrouw [naam] hielp eiseres vervolgens om naar de plaats [plaats 2] te gaan, waar de broer van [naam] pastoor was. In [plaats 2] heeft eiseres enige tijd verbleven en op de markt gewerkt. Op een dag hoorde eiseres echter dat haar stiefbroers op de markt navraag hadden gedaan naar haar. De pastoor heeft er vervolgens voor gezorgd dat eiseres in januari 2020 naar Letland kon reizen.

Het bestreden besluit

6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister twee asielmotieven:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) De problemen met de stiefbroers.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn en dat de problemen met de stiefbroers ongeloofwaardig zijn. Niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw.
7. Ten aanzien van het geloofwaardig geachte asielmotief heeft de minister overwogen dat eiseres op grond hiervan geen vluchteling is als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast geldt dat eiseres afkomstig is uit de provincie South-West. Voor dit gebied neemt de minister de hoogste mate van willekeurig geweld aan1 in de zin van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.2 Eiseres komt op grond hiervan echter niet in aanmerking voor een asielvergunning wegens het risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. De minister werpt een binnenlands beschermingsalternatief tegen, in die zin dat eiseres zich kan vestigen in de steden [plaats 3] , [plaats 4] of [plaats 5] . De beschikbare landeninformatie geeft geen aanleiding om aan te nemen dat alle alleenstaande vrouwen reëel risico op ernstige schade lopen in de steden die als beschermingsalternatief zijn aangewezen. Eiseres heeft volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk een reëel risico op ernstige schade loopt.
8. De minister heeft eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend in afwachting van de beslissing op de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw. Dit met ingang van 23 december 2024 tot 23 juni 2024 (de rechtbank begrijpt: 2025).
1. Onderdeel C7/20.4.2 Vreemdelingencirculaire (Vc).
2 Richtlijn 2011/95/EU.
Inhoudelijke beoordeling
9. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de asielaanvraag van eiseres ongegrond mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
10. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres gegrond is en dat eiseres een proceskostenvergoeding moet worden toegekend. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de minister het tweede element (problemen met de stiefbroers) ongeloofwaardig kunnen achten?
11. De rechtbank kan de minister volgen in het standpunt dat eiseres de problemen met haar stiefbroers niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank motiveert dit als volgt.
12. De minister heeft terecht vastgesteld dat eiseres niet heeft kunnen verklaren hoe de stiefbroers haar in [plaats 6] en [plaats 2] hebben kunnen vinden. Ook weet zij niet waar de stiefbroers verblijven en zijn haar verklaringen over de stiefbroers summier, zij noemt enkel hun namen en leeftijd. Op zichzelf is juist dat de kennis over hoe de stiefbroers haar hebben kunnen vinden bij deze stiefbroers berust, maar de minister heeft eiseres niet ten onrechte niet in haar verklaringen gevolgd omdat voor de geloofwaardigheid van deze verklaringen het niet aannemelijk is dat zij niet meer over de ontdekking van haar verblijfsplaatsen heeft kunnen verklaren. Gelet op de afstand tussen [plaats 1] , [plaats 6] en [plaats 2] was het niet vanzelfsprekend dat de stiefbroers eiseres hebben kunnen vinden. De omstandigheid dat eiseres helemaal geen antwoord heeft kunnen geven op de vragen van de minister over hoe de stiefbroers haar hebben gevonden en daarbij enkel scenario’s schetst, betekent dat zij zich dit zelf niet eerder heeft afgevraagd en hiernaar ook niet heeft geïnformeerd. Dat zij hiernaar zou hebben geïnformeerd had wel in de lijn van de verwachting gelegen gelet op de situatie waarin eiseres verkeerde en de omstandigheid dat zij nog twee maanden na de ontvangst van de dreigbrief bij de vriendin van haar moeder heeft verbleven. Ook heeft zij nog een lange tijd (ongeveer een jaar of langer) in [plaats 2] verbleven, terwijl zij stelt dat haar stiefbroers afwisten van haar verblijf in [plaats 2] . Ook heeft de minister betekenis mogen hechten aan de omstandigheid dat eiseres na haar vertrek uit [plaats 1] en de ontvangst van de dreigbrief nog een lange tijd zonder problemen in Kameroen heeft verbleven. De rechtbank volgt de minister dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
13. De minister heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres omtrent de tijdlijn niet consistent zijn. Hoewel de minister niet van eiseres mag verwachten dat zij exacte tijdsaanduidingen geeft en dat enige vorm van inconsistentie niet wordt tegengeworpen, constateert de rechtbank wel dat er een jaar verschil zit in de verklaringen omtrent de tijd dat eiseres in [plaats 2] heeft verbleven. Met de minister stelt de rechtbank vast dat eiseres tijdens het nader gehoor, in haar correcties en aanvullingen en in de zienswijze geen verklaring voor dit verschil heeft gegeven, terwijl dit gelet op het verschil in tijdsduur wel van haar had mogen worden verwacht.
14. De rechtbank volgt de minister in haar standpunt dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de terugkeer naar haar dorp. Deze tegenstrijdigheid bestaat er uit dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard voorafgaand aan haar vertrek uit Kameroen te zijn teruggekeerd naar haar dorp en daar drank en tweedehands kleding heeft verkocht3, terwijl eiseres tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat zij nooit is teruggekeerd en ook niet kon terugkeren omdat haar dorp is platgebrand.4 Eiseres heeft over het aanmeldgehoor op dit punt geen correcties en aanvullingen ingediend. De rechtbank stelt evenwel vast dat eiseres tijdens het aanmeldgehoor ook heeft verklaard dat zij vanaf het adres in [plaats 2] Kameroen heeft verlaten.5 Omdat eiseres tijdens het aanmeldgehoor niet in de gelegenheid is gesteld om op haar tegenstrijdige verklaringen te reageren en haar verklaring van haar directe vertrek uit [plaats 2] wel correspondeert met die in het nader gehoor, kan de tegenstrijdigheid haar niet worden tegengeworpen.
15. De minister heeft gelet op hetgeen onder 12 en 13 is overwogen voldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de problemen met haar stiefbroers niet geloofwaardig zijn. Dat de onder 14 genoemde tegenstrijdigheid eiseres niet mag worden tegengeworpen, brengt hierin geen verandering.
Heeft eiseres een binnenlands beschermingsalternatief?
16. Niet wordt betwist dat in het gebied waar eiseres vandaan komt sprake is van een situatie van de hoogste mate van willekeurig geweld in de zin van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Omdat hiervan uit wordt gegaan, slaagt het in dit verband gedane beroep op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU)6 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)7 niet. Ook is niet betwist dat eiseres daar slachtoffer van is geworden. Anders dan eiseres stelt heeft de minister zich daarvan rekenschap gegeven, maar zij vindt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een asielvergunning omdat voor haar een binnenlands beschermingsalternatief geldt.
17. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat [plaats 3] , [plaats 4] of [plaats 5] in Kameroen voor eiseres gelden als binnenlands beschermingsalternatief, omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat alle alleenstaande vrouwen reëel risico op ernstige schade lopen in deze steden die als beschermingsalternatief zijn aangewezen. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij persoonlijk een reëel risico op ernstige schade loopt.
18. Eiseres voert aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden dat zij een alleenstaande vrouw is zonder netwerk in [plaats 3] , [plaats 4] of [plaats 5] waardoor zij onvoldoende mogelijkheden heeft om te overleven. Eiseres doet in dat verband een beroep op het rapport van de EUAA8 van 26 januari 2022, waarin onder meer is vermeld dat alleenstaande vrouwen in [plaats 3] en [plaats 4] noodgedwongen hun toevlucht zoeken tot prostitutie omdat ze geen andere mogelijkheden hebben om te overleven. Ook vermeldt het rapport dat er sprake is van seksueel geweld tegen vrouwen die niet kunnen terugvallen op een netwerk. Daar komt bij dat eisers HIV heeft waardoor zij minder mogelijkheden heeft op de arbeidsmarkt. Ook doet eiseres een beroep op een brief van Vluchtelingenwerk van 14 november 20249 die betrekking heeft op de algemene situatie van ontheemden in de provincie Littoral, waarbij onder meer sprake is van afpersing.
3 Rapport Aanmeldgehoor, pagina 8.
4 Rapport Nader gehoor, pagina 20.
5 Rapport Aanmeldgehoor, pagina 7.
6 HvJEU 9 november 2023, C-125/22 - X e.a. tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
7 ABRvS 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.
8 EUAA, COI Query response Cameroon,
Situation of single women in [plaats 3] and [plaats 4].
19. Een beschermingsalternatief kan worden tegengeworpen als een vreemdeling in een deel van zijn land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico op ernstige schade loopt (voorwaarde 1), hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en toegang kan verkrijgen tot dat deel van het land (voorwaarde 2), en redelijkerwijs van hem kan worden verwacht dat hij zich er vestigt (voorwaarde 3).10 Bij de beoordeling of aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land van herkomst en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Als de staatssecretaris aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden is voldaan, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het beschermingsalternatief in zijn geval niet aanwezig is en dat van hem niet kan worden verlangd dat hij zich elders in het land vestigt.11
20. De rechtbank stelt vast dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat van eiseres verwacht mag worden dat zij zich in het aangewezen deel van het land vestigt. Eiseres heeft verwezen naar algemene landeninformatie waaruit blijkt van een verslechterde situatie ten aanzien van alleenstaande vrouwen die behoren tot de groep ontheemden (bijv.: huurverhogingen met als gevolg seksueel misbruik en dwangarbeid). De minister heeft hier ten onrechte geen aanleiding gezien om de algehele situatie in de aangewezen gebieden te beoordelen tegen het licht van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil een binnenlands beschermingsalternatief kunnen worden tegengeworpen.
21. De rechtbank kan de minister volgen in haar standpunt dat eiseres geen informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij enkel vanwege haar alleenstaande status in een situatie komt te verkeren waarin zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Zij heeft echter een combinatie van feiten aangevoerd op grond waarvan zij aangeeft kwetsbaar te zijn. Naast dat zij alleenstaand en vrouw is, heeft zij geen netwerk in een van de aangewezen gebieden en is zij besmet met HIV. De minister heeft deze omstandigheden niet beoordeeld tegen het licht van de algemene omstandigheden in dat deel van het land waarvan verwacht wordt dat zij daarnaar terug moet. Hieraan ligt geen eigen onderzoek ten grondslag. Of de door eiseres gevolgde scholing voldoende waarborgen biedt tegen seksuele uitbuiting en prostitutie kan op basis de informatie die door eiseres zelf is aangeleverd, niet beantwoord worden. In ieder geval blijkt niet dat dit voor eiseres een garantie vormt op huisvesting. Het vorenstaande betekent dat het bestreden besluit niet volledig en ook niet deugdelijk is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

22. De minister heeft de asielaanvraag van eiseres ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
9 VluchtelingenWerk Nederland, Kameroen– Engelstalige ontheemden in Franstalig gebied, 14 november 2024.
10 Artikel 3.37d van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en paragraaf C2/3.4 van de Vc.
11 Bijvoorbeeld uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2044.
22.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
22.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 23 december 2024;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.