ECLI:NL:RBDHA:2025:1172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
NL24.21602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Jemenitische vrouw en haar kinderen, met betrekking tot nationaliteit en bewijsvoering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres, een Jemenitische vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres heeft op 25 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 15 mei 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een tolk en haar gemachtigde, mr. P.A.J. Mulders, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. P. Zijlstra.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij met haar kinderen uit Jemen is gevlucht vanwege de oorlog en de dreiging van haar man’s familie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de identiteit en nationaliteit van eiseres niet geloofwaardig achtte, mede vanwege het overleggen van een vals Djiboutiaans paspoort. Eiseres heeft echter onvoldoende bewijs kunnen leveren om aan te tonen dat zij de Jemenitische nationaliteit heeft, ondanks het overleggen van geboorteaktes en een huwelijksakte.

De rechtbank heeft de minister verweten dat deze onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld in de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat eiseres aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan, maar dat de minister niet voldoende heeft getoetst. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21602

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [nummer], eiseres

mede namens haar minderjarige kinderen
[naam 1] ,
[naam 2] ,
[naam 3] en
[naam 4]
(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister
(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres heeft op 25 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 mei 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [2] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (bijgestaan door een tolk) alsmede de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 8 juli 2024 heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen. Vervolgens heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
1.3
De rechtbank heeft met toestemming van partijen het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij is gevlucht met haar kinderen uit Jemen vanwege de oorlog daar. Zij is bang dat haar kinderen van haar worden afgepakt door de familie van haar man in Jemen. Ook is ze bang dat haar dochters uitgehuwelijkt zullen worden en haar zoon gedwongen wordt om mee te vechten met de Houthi’s. Om Europa in te reizen heeft zij gebruik gemaakt van een visum verkregen van de Franse autoriteiten in Djibouti door middel van een Djiboutiaans paspoort. De echtgenoot van eiseres en de vader van haar kinderen is in Oman. De echtgenoot heeft via een mensensmokkelaar geregeld dat eiseres en de kinderen naar Nederland konden komen. Het Djiboutiaanse paspoort is vals. Eiseres stelt de Jemenitische nationaliteit te hebben.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen in Jemen.
De minister stelt zich op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig zijn. De minister heeft geoordeeld dat eiseres hem heeft misleid over haar identiteit en nationaliteit. Dat eiseres het document niet zelf heeft aangevraagd en dat het haar is toegestuurd toen zij niet in Jemen was doet niet af aan het feit dat zij een valse ID-kaart heeft overgelegd en heeft gesteld dat deze echt is. Uit het EU-VIS-systeem blijkt dat eiseres gebruik heeft gemaakt van een visum dat zij verkregen heeft door middel van een Djiboutiaans paspoort. Bij het aanvragen van een visum en het registreren van deze aanvraag in EU-VIS moet er aan een aantal vereisten worden voldaan. Dit betreft onder andere het overleggen van een paspoort en een pasfoto en het afstaan van vingerafdrukken. Gelet op deze vereisten, en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, mag worden uitgegaan van de juistheid van de EU-VIS registratie en is het aan eiseres om eventuele onjuistheden in de registratie aan te tonen. Eiseres heeft onvoldoende inspanningen verricht om aan te tonen dat zij niet de Djiboutiaanse nationaliteit heeft. Dat eiseres de geboorteaktes van haar kinderen, haar huwelijksakte, haar eigen geboorteakte en een familieboekje heeft overgelegd doet daaraan niet af. Door de conclusie van Bureau Documenten kan niet worden uitgegaan van de authenticiteit van het familieboekje. Aan het familieboekje kan daarom niet worden ontleend dat eiseres de Jemenitische nationaliteit heeft. Geboorteaktes en huwelijksaktes worden niet gezien als identificerende documenten die de nationaliteit van eisers kunnen aantonen, omdat hier geen persoonsspecifieke kenmerken op staan zoals bijvoorbeeld een foto of vingerafdrukken. De minister heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [3] De minister heeft verder niet doorgetoetst. [4]
De beroepsgronden
6. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen sprake is van misleiding omdat er geen sprake is van opzet. Eiseres heeft direct verklaard dat zij de Jemenitische nationaliteit heeft en niet de Djiboutiaanse. Daarnaast wist zij niet dat haar Jemenitische ID-kaart vals was. Om aan te tonen dat het Djiboutiaanse paspoort vals is heeft eiseres geprobeerd via de Djiboutiaanse ambassade in Brussel via telefoon, email, en brief bevestigd te krijgen dat zij niet de Djiboutiaanse nationaliteit heeft. Tot dusver is dat niet gelukt. Eiseres bevindt zich in bewijsnood. De ambassade heeft gevraagd om een kopie van het Djiboutiaanse paspoort maar zij beschikt daar niet over omdat zij dat heeft afgegeven aan de reisagent die haar naar Nederland heeft gebracht. De minister kan bij de Franse autoriteiten een kopie van het paspoort opvragen. Eiseres wijst op de samenwerkingsverplichting van artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn. Het is waarschijnlijk voor de minister vrij simpel om toegang te krijgen tot de ambassade en eventueel het benodigde contact te leggen. Tot slot wijst eiseres erop dat zij echt bevonden identificerende documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat het zeer aannemelijk is dat eisers wel de Jemenitische nationaliteit hebben, namelijk de geboorteaktes van de kinderen, de huwelijksakte en de geboorteakte van eiseres.
7. Eiseres heeft - na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - de correspondentie met de Djiboutiaanse ambassade overgelegd. Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat haar eerste brief van 17 mei 2024 weliswaar in het Nederlands was gesteld maar dat de verdere correspondentie in het Engels is gevoerd. De minister is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
8. De minister heeft zich, onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024 [5] , op het standpunt gesteld dat het in de eerste plaats op weg van de vreemdeling ligt om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Het is dus aan eiseres om aan te tonen dat zij de Djiboutiaanse nationaliteit niet heeft en hierin is eiseres niet geslaagd. De minister handhaaft het standpunt dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft verricht om aan te tonen dat op het Djiboutiaanse paspoort van eiseres niet de juiste gegevens staan. Verder stelt de minister dat is niet gebleken dat eiseres aan de Djiboutiaanse ambassade (in een in Djibouti gangbare taal) heeft gevraagd om na te gaan of een Djiboutiaans paspoort is afgegeven op basis van de gegevens zoals deze blijken uit EU-VIS. Ook stelt de minister dat evenmin is gebleken dat eiseres heeft gevraagd op basis van welke gegevens een Djiboutiaans paspoort wordt afgegeven in algemene zin. Van eiseres mag worden verwacht dat zij deze vragen stelt aan de Djiboutiaanse ambassade.
9.1
De rechtbank overweegt dat in de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024 [6] onder meer is geoordeeld dat [in deze gevallen] van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van die autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. De Afdeling heeft overwogen dat een vreemdeling dit vanuit Nederland bijvoorbeeld kan doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
9.2
De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres in haar email van 17 mei 2024 aan de Djiboutiaanse ambassade heeft verzocht “
schriftelijk te verklaren of dit paspoort al dan niet rechtsgeldig is afgegeven en of u cliënte als onderdaan van de Republiek Djibouti beschouwt.” De ambassade heeft vervolgens met een email van 18 juni 2024 gevraagd om een kopie van het paspoort van eiseres. Op 19 juni 2024 heeft eiseres zich weer tot de ambassade gewend en medegedeeld dat eiseres niet beschikt over een kopie van haar paspoort. Zij heeft de informatie uit het EU-VIS-systeem meegezonden. De ambassade heeft daarop op 8 juli gereageerd en gesteld dat een Djiboutiaans paspoort geen bewijs van nationaliteit is maar alleen een reisdocument. Op 12 augustus 2024 en 12 september 2024 heeft eiseres zich weer per email tot de ambassade gewend. Zij heeft de ambassade gevraagd of op basis van de informatie uit het EU-VIS-systeem een verklaring kan worden afgegeven dat eiseres niet de Djiboutiaanse nationaliteit heeft en zo niet, welke informatie daarvoor nodig is en of eiseres een afspraak kan maken om langs te komen. De ambassade heeft in haar reactie bevestigd dat een Djiboutiaans paspoort geen bewijs van nationaliteit is maar alleen een reisdocument. Om de Djiboutiaanse nationaliteit te bewijzen moet de ambassade beschikken over officiële documenten zoals een nationale identiteitskaart. De ambassade kan zonder de vereiste documenten de Djiboutiaanse nationaliteit van eiseres niet verifiëren.
9.3.
De rechtbank is gelet op de overgelegde correspondentie van oordeel dat eiseres in de lijn van de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024 aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. De rechtbank deelt het standpunt van eiseres dat uit de hiervoor vermelde reacties niet valt af te leiden dat het de ambassade het verzoek van eiseres niet heeft begrepen. De ambassade heeft over de verkrijging van het paspoort geen uitsluitsel gegeven zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.2 van de eerdergenoemde Afdelingsuitspraak. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres ondanks haar inspanningen er niet in is geslaagd om de gevraagde verklaring te krijgen zodat het aan de minister is om de autoriteiten te benaderen. [7]
9.4
Concluderend overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op een nieuw besluit te nemen waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • draagt de minister op om de proceskosten van eiseres te vergoeden tot een bedrag van € 1.814,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de minister van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de minister worden voor de leesbaarheid van deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zaak NL24.21603.
3.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder letter c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061 en 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
6.ECLI:NL:RVS:2024:1071, rechtsoverweging 4.
7.Vergelijk ro. 5 van de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.