ECLI:NL:RBDHA:2025:11650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
C/09/674713 / HA ZA 24-930
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling voor verrichte bouwwerkzaamheden en geschil over aannemingsovereenkomst

In deze zaak vordert Spilt Afbouw B.V. betaling van € 60.500 van gedaagden, die voortvloeit uit een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een poolhouse. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aannemingsovereenkomst is gesloten tussen Spilt Lifestyle en [gedaagde 2]. De vordering is gebaseerd op een eindafrekening die is overeengekomen op 19 januari 2023, waarbij gedaagden in drie termijnen zouden betalen. Gedaagden hebben echter de laatste twee termijnen niet voldaan, wat aanleiding gaf tot deze procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering rechtsgeldig is overgedragen aan Spilt Afbouw en dat gedaagde [gedaagde 2] geen beroep kan doen op opschorting of ontbinding van de overeenkomst, omdat hij in schuldeisersverzuim is geraakt. De rechtbank heeft de vordering van Spilt Afbouw toegewezen en gedaagde [gedaagde 2] veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens zijn de proceskosten toegewezen, waarbij Spilt Afbouw in het ongelijk is gesteld ten opzichte van [gedaagde 1].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/674713 / HA ZA 24-930
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
SPILT AFBOUW B.V., te Kwintsheul, gemeente Westland,
eiseres,
hierna te noemen: Spilt Afbouw,
advocaat mr. A. Vreugdenhil te Naaldwijk,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V., te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2], te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.W. Renzen te Rotterdam.
Gedaagden worden hierna gezamenlijk [gedaagden] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 8 oktober 2024, met de producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 7;
  • de akte overlegging producties van Spilt Afbouw, met productie 12.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2025. De advocaten hebben de zaak nader toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is voorgevallen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Spilt Afbouw exploiteert een onderneming gericht op bouw- en afbouwwerkzaamheden.
2.2.
[gedaagde 2] is mede-eigenaar van een transportbedrijf en is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] )
2.3.
[gedaagde 1] is eigenaar van het bedrijfspand waarin het transportbedrijf is gevestigd. Bestuurders van [gedaagde 1] zijn [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] .
2.4.
Sinds 2017 is [gedaagde 2] samen met zijn partner [naam 1] (hierna: [naam 1] ) eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning) te [plaats] . In de tuin van de woning ligt een zwembad. Het zwembad is, na de sloop van bestaande bouw, overdekt door middel van een tentconstructie.
2.5.
Begin 2019 heeft [gedaagde 2] met de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) kennisgemaakt. Destijds was [naam 2] bestuurder van de vennootschap Spilt Lifestyle B.V. (hierna: Spilt Lifestyle). [gedaagde 2] heeft aan [naam 2] een ontwerp versterkt voor een
poolhouse, waarin naast het zwembad ook andere ruimten zouden worden ondergebracht. Hierover hebben [gedaagde 2] en [naam 1] met [naam 2] gesproken.
2.6.
Bij brief van 28 mei 2019 met als opschrift “Offerte 2017-022” heeft “Spilt B.V.” aan “ [bedrijfsnaam 3] T.a.v. [gedaagde 2] ” onder meer het volgende meegedeeld:
Beste [gedaagde 2] ,
Onder vindt je de bevestiging zo als gister besproken.
Zoals gezegd gaan we er een feestje van maken.
We gaan er voor om deze opdracht met mijn viste te bouwen zo als wij dit overal bouwen ook met deze stijl en afwerking die wij creëren met mijn mensen
Nogmaals bedank voor het vertrouwen,
Warme groet [naam 2] ”
Na deze tekst volgt een overzicht van te verrichten bouwwerkzaamheden voor de bouw van het poolhouse voor totaalprijs van € 181.500, inclusief BTW.
2.7.
Medio juni 2019 is Spilt Lifestyle het poolhouse gaan bouwen. In augustus 2019 heeft de gemeente Westland de bouw stilgelegd omdat er in afwijking van de vergunning werd gebouwd. In oktober 2020 heeft Spilt Lifestyle een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd. Ongeveer een jaar later was het casco van het poolhouse gereed.
2.8.
Op 1 oktober 2022 is Spilt Lifestyle door haar toenmalige aandeelhouder [naam 3] (hierna: [naam 3] ) ontbonden op grond van artikel 2:19 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW), ook wel aangeduid als ‘turboliquidatie.’
2.9.
Eind november 2022 heeft [naam 2] bij een bezoek aan [gedaagde 2] en [naam 1] gemeld dat er sprake was van meerwerk aan het poolhouse dat nog afgerekend zou moeten worden. Op 19 januari 2023 hebben [naam 2] en [gedaagde 2] hierover met elkaar gesproken.
2.10.
Bij factuur van 23 januari 2023 heeft Spilt Afbouw aan [gedaagde 1] een bedrag van
€ 30.250, inclusief BTW, in rekening gebracht, met de volgende omschrijving:
“1x 1/3 Deelbetaling bouw poolhouse van totaalbedrag a 75.000,- Euro zoals overeengekomen d.d. 19 januari 2023.”
Dit factuurbedrag heeft [gedaagde 2] betaald op het rekeningnummer van Spilt Lifestyle.
2.11.
Bij facturen van 31 oktober 2023 en 30 januari 2024 heeft Spilt Afbouw aan [gedaagde 1] wederom een bedrag van € 30.250 in rekening gebracht met als omschrijving “Bouw poolhouse deel 2/3 volgens afspraak” respectievelijk “Bouw poolhouse deel 3/3 volgens afspraak”. Deze facturen zijn onbetaald gelaten.
2.12.
Bij e-mail van 5 februari 2024 heeft [gedaagde 2] aan Spilt Afbouw onder meer geschreven:
“Geachte debiteurenadministratie,
Krijg van jullie betalingsherinneringen en de laatste deelbetaling. Er zijn echter nog problemen op te lossen in en rond het poolhouse. Dus voel ik mij nog niet genoodzaakt om deze aan jullie te voldoen.”
2.13.
In reactie hierop heeft [naam 2] bij e-mail van dezelfde dag aan [gedaagde 2] geschreven:
“Beste [gedaagde 2] ,
Dit verbaast ons. Wit hebben vorig jaar finale overeenstemming bereikt van €75.000 euro excl. BTW. Deze zou in 3 termijnen van € 25.000 euro worden voldaan. De eerste termijn is netjes betaald, waarmee de afspraak is bevestigd.
Volgens onze afspraak moeten er paar puntjes opgelost worden. Zoals onder andere de toiletpot en het aanwerken van het betoncire. Graag zouden we op korte termijn een afspraak met je inplannen om de destijds besproken puntjes met elkaar op te lossen. Wij zullen doorgaan met manen, mocht je hierin niet binnen de gestelde termijn je verplichtingen nakomen zullen mij het dossier uit handen gaan geven.
Graag verneem ik wanneer we de genoemde punten kunnen verhelpen en mede betaling van de tweede en derde termijn tegemoet kunnen zien.”
2.14.
In antwoord hierop heeft [gedaagde 2] bij e-mail van 7 februari 2024 geschreven:
“Dat klopt er speelt alleen maar dan een nieuwe we pot en wat betoncire bewerken. Hoop er uit te komen samen.”
2.15.
Bij brief van 23 juli 2024 heeft mr. [naam 4] [gedaagde 1] gesommeerd tot betaling van het bedrag van € 60.500, inclusief BTW.

3.Het geschil

3.1.
Spilt Afbouw vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling aan Spilt Afbouw van € 65.416,66, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 60.500,00 vanaf 1 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
II [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
III [gedaagde 1] veroordeelt in de kosten en de nakosten van deze procedure, met wettelijke rente;
Subsidiair:
IV [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan Spilt Afbouw van € 69.920, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 60.500,00 vanaf 1 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
V [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
VI [gedaagde 2] veroordeelt in de kosten en de nakosten van deze procedure, met wettelijke rente.
3.2.
Spilt Afbouw heeft bij dagvaarding aan deze vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Op 4 juni 2019 heeft Spilt Afbouw met [gedaagden] c.s. een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor het renoveren van het poolhouse van [gedaagde 2] en zijn partner aan de [adres] te [plaats] . De aanneemsom bedroeg
€ 181.500. Na oplevering van de werkzaamheden (en verrekening van meer- minderwerk) is er op 19 januari 2023 tussen partijen overeenstemming bereikt over de betaling van de eindafrekening van € 90.750 inclusief BTW (€ 75.000 exclusief BTW). [gedaagden] c.s. zouden dat bedrag in drie deeltermijnen betalen. De laatste twee termijnen, een bedrag van in totaal € 60.500, zijn onbetaald gelaten. Het was Spilt Afbouw niet duidelijk of [gedaagde 2] handelde als bestuurder van [gedaagde 1] of voor zichzelf. Daarom is de vordering primair ingesteld jegens [gedaagde 1] en subsidiair tegen [gedaagde 2] .
3.3.
[gedaagden] c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

Geschilpunten

4.1.
In deze zaak staat centraal of Spilt Afbouw betaling kan vorderen van een (resterend) bedrag van € 60.500 voor de bouw van het poolhouse. De geschilpunten worden hierna besproken.
Wie zijn de contractspartijen bij de aannemingsovereenkomst?
4.2.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is tussen welke partijen een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen.
4.3.
Voor de vraag tussen welke partijen de aannemingsovereenkomst voor het poolhouse is gesloten is beslissend wat de betrokkenen over en weer en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden (de Haviltex-maatstaf) [1] .
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat de aannemingsovereenkomst voor het poolhouse begin juni 2019 uitsluitend mondeling tot is stand gekomen. Er is geen schriftelijk contract opgemaakt. Voor de vraag wie als opdrachtgever heeft te gelden is allereerst de aard van het te bouwen object van belang. Het gaat in dit geval om een gebouw dat onderdeel uitmaakt van de eigen woning van [gedaagde 2] en [naam 1] . Zoals namens Spilt Afbouw onweersproken is verklaard, is de opdracht door [gedaagde 2] via WhatsApp verstrekt. [gedaagde 1] kan niet als opdrachtgever worden aangemerkt omdat [gedaagde 2] ter zitting onweersproken heeft verklaard dat hij ‘ [naam 2] had gevraagd de facturen op naam van [gedaagde 1] te zetten, aangezien [gedaagde 2] daar de financiën beschikbaar had en dat hij met [gedaagde 1] in rekening-courant heeft verrekend. Om die reden, zo stelt de rechtbank vast, is de onder 2.6 bedoelde brief/offerte gericht aan [gedaagde 1] . Zij was dus niet zelf de contractpartij maar uitsluitend een betalingsvehikel. Dat [naam 1] ook opdrachtgever was heeft [gedaagde 2] , gelet op de omstandigheid dat de opdracht door hem is gegeven en de discussie over de betalingsmodaliteiten ook via [gedaagde 2] is verlopen, onvoldoende toegelicht of onderbouwd. Dat [naam 1] ook een stem bij het ontwerp van het poolhouse heeft gehad, betekent immers nog niet dat zij ook in juridische zin als opdrachtgever heeft te gelden. De conclusie is dus dat de aannemingsovereenkomst is gesloten tussen Spilt Lifestyle en [gedaagde 2] .
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 2] toegelicht dat hij zijn aandelen in Spilt Lifestyle in december 2021 heeft verkocht, en dat hij de bouwactiviteiten heeft voortgezet in Spilt Afbouw. Doordat na de bouwstop er een nieuw ontwerp van het poolhouse noodzakelijk was is er veel meerwerk verricht. Nu dit meerwerk door Spilt Afbouw is verricht, betekent dit volgens Spilt Afbouw dat de afspraak op 19 januari 2023 over het meer- en minderwerk van het project tot stand is gekomen tussen haar en [gedaagde 2] . De rechtbank gaat daar niet in mee. Tussen partijen is niet in geschil dat ’s-Gravemade met hetzelfde team de verbouwing heeft voortgezet en dat Spilt Lifestyle [gedaagde 2] er niet op de hoogte van heeft gebracht dat zij zich niet meer bezighield met afbouwwerkzaamheden en ook niet heeft geprobeerd om de oorspronkelijke aannemingsovereenkomst met [gedaagde 2] af te wikkelen. Verder is de liquidatie van Spilt Lifestyle pas op 10 maart 2023 in het handelsregister geregistreerd, zodat [gedaagde 2] ook niet op andere wijze van de turboliquidatie had kunnen kennisnemen. Evenmin heeft Spilt Lifestyle in december 2021 voorgesteld om een nieuwe aannemingsovereenkomst te sluiten met [gedaagde 2] . In deze omstandigheden moet de eindafrekening het meerwerk worden geacht betrekking te hebben op de afwikkeling van de tussen Spilt Lifestyle en [gedaagde 2] gesloten aannemingsovereenkomst.
4.6.
Dat Spilt Lifestyle op 1 oktober 2022 door haar toenmalige aandeelhouder [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is ontbonden staat aan het voorgaande niet in de weg. Spilt Lifestyle is ontbonden op grond van artikel 2:19 lid 4 BW. Dat ziet op de situatie dat de rechtspersoon op het tijdstip van de ontbinding geen bekende baten meer heeft. In dat geval vindt geen vereffening plaats. Artikel 2:19 lid 5 BW bepaalt dat de rechtspersoon na ontbinding blijft voortbestaan voorzover dit tot vereffening nodig is. In dat geval houdt de rechtspersoon op te bestaan op het tijdstip dat de vereffening eindigt, zo bepaalt artikel 2:19 lid 6 BW. In dit geval is komen vast te staan dat Spilt Lifestyle nog een vordering op [gedaagde 2] heeft uit hoofde van de afrekening van de verbouwingswerkzaamheden. Dit betekent dat Spilt Lifestyle na 1 oktober 2022 is blijven voortbestaan voor de vereffening van deze bate (zie in vergelijkbare zin: Gerechtshof Amsterdam, 3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3004).
Wat is er op 19 januari 2023 afgesproken?
4.7.
Partijen zijn het erover eens dat er op 19 januari 2023 een afspraak is gemaakt over de eindafrekening van het meerwerk aan het poolhouse, maar hen houdt verdeeld wat die afspraken hebben ingehouden.
4.8.
Volgens Spilt Afbouw is met [gedaagde 2] overeenstemming bereikt over de eindafrekening van € 75.000, exclusief BTW, welk bedrag [gedaagde 2] in drie deeltermijnen zou voldoen. Daarnaast is overeengekomen dat nog een tweetal oplevergebreken zouden worden hersteld te weten de vervanging van een toiletpot en het aanwerken van het beton ciré.
4.9.
Daartegenover stelt [gedaagde 2] zich op het standpunt dat is afgesproken dat van het meerwerk van € 75.000, exclusief BTW, uiteindelijk maar € 25.000, exclusief BTW, zou worden betaald en dat alle gebreken aan het poolhouse (meer dan het aanhelen van beton ciré) zouden worden verholpen en de niet-geleverde inventaris alsnog zou worden geleverd. Dit zou Spilt Lifestyle uitvoeren in de voorjaarsvakantie, omdat [gedaagde 2] en [naam 1] dan met de kinderen op skivakantie zouden zijn.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat overeenstemming is bereikt over het betalen van een bedrag van € 75.000, exclusief BTW. Spilt Afbouw heeft in haar drie facturen telkens aangegeven dat er sprake was van drie op 19 januari 2023 overeengekomen deelbetalingen van € 25.000, exclusief BTW. Bovendien heeft [gedaagde 2] in zijn onder 2.12 bedoelde e-mail van 5 februari 2024 - in reactie op betalingsherinneringen van Spilt Afbouw - niet meegedeeld dat Spilt Afbouw ten onrechte drie keer € 25.000, exclusief BTW, in rekening heeft gebracht. Dat had wel voor de hand gelegen, als hij meende dat slechts € 25.000, exclusief BTW, betaald hoefde te worden. Bovendien heeft hij in zijn onder 2.14 bedoelde e-mail van 7 februari 2024 bevestigend (“Dat klopt”) gereageerd op de mededeling van [naam 2] dat overeenstemming was bereikt over een bedrag van € 75.000, exclusief BTW. In het licht van deze omstandigheden heeft [gedaagde 2] onvoldoende gemotiveerd betwist dat als eindafrekening betaling van € 75.000, exclusief BTW is overeenkomen. Nu [gedaagde 2] € 25.000, exclusief BTW heeft voldaan, is hij nog € 50.000, exclusief BTW
(€ 60.500, inclusief BTW), verschuldigd.
Is de vordering overgedragen?
4.11.
Vervolgens is aan de orde of Spilt Lifestyle haar vordering op [gedaagde 2] aan Spilt Afbouw heeft overgedragen. Daarvoor is een akte van cessie nodig. Dat is een schriftelijke vastlegging van de overeenkomst tot overdracht van een vordering, welke overdracht plaatsvindt als de akte door de vervreemder of verkrijger aan de schuldenaar is meegedeeld (artikel 3:94 BW).
4.12.
Gelet op de inhoud van als productie 12 door Spilt Afbouw overgelegde akte van 22 maart 2025 is deze als een akte van cessie van de vordering van Spilt Lifestyle aan te merken. De akte vermeldt onder meer dat Spilt Lifestyle wordt vertegenwoordigd door [naam 3] en dat Spilt Afbouw wordt vertegenwoordigd door Stichting Zenso Bouw, op haar beurt vertegenwoordigd door [naam 5] (hierna: [naam 5] ). Alle bladzijden waarop de bepalingen van de cessieakte zijn opgenomen zijn geparafeerd door middel van twee verschillende parafen. [gedaagde 2] heeft onvoldoende aanknopingspunten aangedragen om aan de echtheid van de handtekeningen te twijfelen. [gedaagde 2] heeft verder gesteld dat [naam 3] en [naam 5] ‘katvangers’ zijn. [gedaagde 2] heeft echter niet betwist dat [naam 3] en [naam 5] bevoegd zijn om Spilt Lifestyle respectievelijk Spilt Afbouw te vertegenwoordigen, zodat de rechtbank aan deze stelling voorbij gaat. Nu deze akte aan [gedaagde 2] is medegedeeld, sorteert deze effect. De conclusie is dat de vordering aan Spilt Afbouw is overgedragen. Dat Spilt Afbouw pas voor het eerst in een akte voorafgaand aan de mondelinge behandeling mededeling van de cessie heeft gedaan, levert verder geen ontoelaatbare wijziging van de grondslag van de eis op en is evenmin in strijd met de goede procesorde.
Komt [gedaagde 2] een beroep opschorting/ontbinding toe?
4.13.
[gedaagde 2] beroept zich op opschorting van de betaling van de eindafrekening van het meerwerk omdat Spilt Afbouw volgens hem niet in de voorjaarsvakantie van 2023 is overgegaan tot herstel van alle gebreken aan het poolhouse en het alsnog leveren van overeengekomen inventaris. In verband hiermee beroept [gedaagde 2] zich ook op ontbinding van de aannemingsovereenkomst.
4.14.
Volgens Spilt Afbouw is er op 19 januari 2023 slechts overeengekomen dat
zij op een in nader overleg te bepalen tijdstip het beton ciré zou aanhelen en een nieuwe toiletpot zou leveren. Over andere gebreken is er op 19 januari 2023 niet gesproken en Spilt Afbouw betwist dat er meer gebreken zijn die aan haar te wijten zijn. Spilt Afbouw betwist ook dat is overeengekomen dat zij werkzaamheden tijdens de voorjaarsvakantie van 2023 zou uitvoeren.
4.15.
[gedaagde 2] heeft over de aard van de door hem bedoelde gebreken ter zitting verklaard dat er sprake is van optrekkend vocht vanaf de betonvloer in de houten constructie en dat het dak niet goed afwatert. Deze gebreken zijn volgens [gedaagde 2] pas later aan het licht gekomen, waardoor hij hiervan pas in de processtukken in deze procedure melding aan [naam 2] heeft gemaakt.
4.16.
Gelet op deze verklaring gaat de rechtbank ervan uit dat op 19 januari 2023 slechts is afgesproken dat het beton ciré zou worden hersteld en de toiletpot zou worden vervangen. Het kan om de navolgende redenen in het midden blijven of is afgesproken dat deze herstelwerkzaamheden in de voorjaarsvakantie van 2023 zouden worden uitgevoerd. Tussen partijen staat vast dat [naam 2] zich in zijn onder 2.13 bedoelde e-mail van 5 februari 2023 bereid heeft verklaard het beton ciré aan te helen en de toiletpot te vervangen, zodat een eventueel verzuim aan de zijde van Spilt Lifestyle gezuiverd is. [gedaagde 2] heeft hem vervolgens niet in de gelegenheid gesteld tot uitvoering van de werkzaamheden over te gaan. Hierdoor is [gedaagde 2] in schuldeisersverzuim geraakt (artikel 6:58 BW). Zolang de schuldeiser in verzuim is kan de schuldenaar niet in verzuim geraken (artikel 6:61 BW).
4.17.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de twee opleverpunten dusdanig gering van betekenis zijn dat zij niet de opschorting van het resterende gedeelte van de betalingsverplichting van [gedaagde 2] , of de ontbinding van de overeenkomst, kunnen dragen. Dat er nog andere, en veel meer omvangrijke gebreken zijn, is door Spilt Afbouw tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd weersproken. Nu [gedaagde 2] zijn stellingen niet met foto’s, een deskundigenrapport of andere bewijsstukken heeft onderbouwd, kan de rechtbank het bestaan van deze gebreken ook niet vaststellen. Ook om deze reden zou het beroep van [gedaagde 2] op opschorting tot betaling of ontbinding van de aannemingsovereenkomst niet hebben kunnen slagen.
4.18.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde 2] geen beroep op opschorting tot betaling of ontbinding van de aannemingsovereenkomst toekomt.
Hoofdsom
4.19.
De slotsom is dat de vordering tot betaling van € 60.500 zal worden toegewezen. Spilt Afbouw heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente vanaf de respectievelijk vervaldatum van iedere factuur, althans vanaf 6 februari 2024, althans vanaf de datum van de dagvaarding, maar dit kan niet worden toegewezen, omdat Spilt Afbouw op die respectievelijke data nog niet bevoegd was om de vordering op te eisen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de hoofdvordering van Spilt Afbouw zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden.
Buitengerechtelijke kosten
4.20.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt het volgende overwogen. Aangezien de aannemingsovereenkomst door Spilt Lifestyle is gesloten met een consument ( [gedaagde 2] ) moet hij eerst worden gesommeerd tot betaling binnen een termijn van veertien dagen voordat vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan worden gevorderd (artikel 6:96 lid 6 BW). Zoals [gedaagde 2] onweerspoken heeft aangevoerd, heeft die sommatie niet plaatsgevonden. Dit leidt ertoe dat de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.21.
In dit geval wordt de vordering jegens [gedaagde 1] afgewezen en wordt de vordering jegens [gedaagde 2] vrijwel geheel toegewezen. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezamenlijk hebben geprocedeerd, wordt aan ieder van hen de helft van hun proceskosten toegerekend. De proceskosten van Spilt Afbouw worden ook aan ieder van gedaagden voor de helft toegerekend.
4.22.
Spilt Afbouw is jegens [gedaagde 1] in het ongelijk gesteld. Spilt Afbouw zal de proceskosten van [gedaagde 1] moeten vergoeden, die de rechtbank als volgt begroot:
  • griffierecht: € 1.444,50 (½ x € 2.889)
  • salaris advocaat: € 1.214,00 (½ x € 2.428, twee punten van tarief IV)
  • nakosten:
Totaal: € 2.747,50
4.23.
[gedaagde 2] is jegens Spilt Afbouw aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij. De proceskosten van Spilt Afbouw worden als volgt begroot:
  • griffierecht: € 1.444,50 (½ x € 2.889)
  • salaris advocaat: € 1.214,00 (½ x € 2.428, twee punten van tarief IV)
  • nakosten:
Totaal: € 2.747,50
4.24.
De door Spilt Afbouw over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op de bij de rechtbank gebruikelijke wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Spilt Afbouw van € 60.500, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2025 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van Spilt Afbouw, tot op heden begroot op € 2.747,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde 2] € 46 extra betalen, plus de helft van de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.3.
veroordeelt Spilt Afbouw in de proceskosten van [gedaagde 1] , tot op heden begroot op
€ 2.747,50;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025. [2]

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
2.type: 1554