Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[…], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, de minister,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 10 december 2024 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 24 januari 2025 is eiser, ondanks bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na de behandeling van het beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 23 december 2024. De beoordeling richtte zich op de rechtmatigheid van de maatregel sindsdien. Eiser betoogde dat er geen zicht was op uitzetting binnen een redelijke termijn, omdat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hadden gereageerd op de laissez-passeraanvraag die in december 2024 was verzonden. Eiser stelde dat de minister niet voortvarend handelde, omdat de rappels op dossierniveau geen effect zouden hebben.
De rechtbank oordeelde echter dat er in het algemeen zicht op uitzetting bestaat en dat de minister voldoende voortvarend handelt. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht geen aanleiding had gezien om een lichter middel dan bewaring op te leggen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, in aanwezigheid van griffier mr. S. Strating.