ECLI:NL:RBDHA:2025:11386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel van bewaring is opgelegd op 28 januari 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en het vooronderzoek is gesloten op 18 juni 2025.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 23 mei 2025. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije is, omdat de Algerijnse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de aanvraag voor een laissez passer, ingediend op 31 januari 2025. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije bestaat en dat de afwezigheid van een reactie van de autoriteiten niet betekent dat er geen zicht op uitzetting is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser verplicht is om actief mee te werken aan zijn uitzetting en dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat zijn lp-traject niet succesvol zal zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure en dat er geen gronden zijn voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.