In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 juni 2025, gaat het om een beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft op 11 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging voor voorlopig verblijf, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eiseres na het verstrijken van deze termijn om een beslissing heeft gevraagd, maar geen reactie heeft ontvangen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing te nemen op de aanvraag, tenzij de minister besluit tot nader onderzoek, in welk geval de termijn verlengd wordt tot twintig weken. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de minister niet binnen twee weken na ingebrekestelling een besluit heeft genomen.
De proceskosten van eiseres zijn vastgesteld op € 453,50, die door de minister vergoed moeten worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.